ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

ABU roept op tot samenhangende aanpak uitzenden en zzp bij hervorming arbeidsmarkt

Gisteren heeft minister Van Gennip (SZW) de hoofdlijnenbrief over de hervorming van de arbeidsmarkt uitgebracht. Daarin wordt geschetst hoe het kabinet flexibele arbeid, waaronder uitzendwerk, wil reguleren en een gelijker speelveld tussen werknemers en zzp’ers wil organiseren. Het SER MLT-advies en het advies van de Commissie-Borstlap zijn hierbij leidraden.

De ABU onderschrijft de noodzaak die in de brief wordt geschetst voor meer bestaans- en inkomenszekerheid voor mensen en een betere balans tussen wendbaarheid voor bedrijven en de gevolgen hiervoor voor werkenden. Hierbij is ook een belangrijke rol weggelegd voor uitzenders.

In de brief is relatief veel aandacht voor een samenhangende aanpak bij de hervorming van de arbeidsmarkt. De ABU ziet dit echter onvoldoende terug bij uitwerking van de nieuwe regels voor uitzenden én zzp. De voorstellen om schijnzelfstandigheid aan te pakken zijn nog te weinig concreet en zullen mogelijk pas lang na de nieuwe uitzendregels ingevoerd worden. Zeer onwenselijk, want dit zal leiden tot een waterbedeffect van goed gereguleerd uitzendwerk naar nog meer schijnzelfstandigheid. Met alle gevolgen van dien voor werkenden, ondernemingen en de maatschappij. De oproep van de ABU aan het kabinet is en blijft dan ook om het SER-advies over uitzenden en zzp gelijktijdig en in samenhang om te zetten in wetgeving

Daarnaast vindt de ABU het vanuit het oogpunt van draagvlak belangrijk dat de integraliteit van het SER-advies wordt geborgd. In het pakket aan aanbevelingen is een balans gevonden dat kan rekenen op steun van alle sociale partners. Cherry picking bij de politieke behandeling van de verschillende wetsvoorstellen kan dit draagvlak ondermijnen. Hetzelfde geldt voor nieuwe aanvullingen aan het al ruime en impactvolle pakket.

Wat staat in de brief en wat vindt de ABU hiervan?

1 Het reguleren van tijdelijke contracten en driehoeksrelaties

Het kabinet wil de verschillen tussen flexibele contracten en contracten voor onbepaalde tijd verkleinen. Flexibele arbeidsrelaties moeten niet gebruikt worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Dit is in lijn met het SER-advies, dat op steun van de ABU kan rekenen.

Het kabinet werkt aan de volgende drie hervormingen:

  1. Oproepcontracten: het kabinet kiest ervoor om oproepcontracten in hun huidige vorm af te schaffen, waarbij conform de lijn van het SER-advies een uitzondering voor scholieren en studenten wordt uitgewerkt. Afschaffing van oproepcontracten betekent dat nulurencontracten en min-maxcontracten in de huidige vorm niet langer toegestaan zijn. Deze contracten worden vervangen door een nader uit te werken basiscontract met tenminste een kwartaalurennorm. Het kabinet wil hiermee bewerkstelligen dat de inkomenszekerheid van werknemers toeneemt. De ABU steunt dit voorstel.
  2. Ketenbepaling: het kabinet wil voorkomen dat structureel werk in permanente tijdelijkheid wordt ingevuld. Het kabinet vindt het daarom van belang om draaideurconstructies bij tijdelijk werk te voorkomen en zo voor werknemers het perspectief op een contract voor onbepaalde tijd te vergroten. Hiervoor beoogt het kabinet te regelen dat een keten van contracten niet opnieuw begint na een tussenperiode, maar dat al het voorgaande werk onderdeel is van de keten. Wel zal het kabinet een administratieve vervaltermijn uitwerken. Ook onderzoekt het kabinet nog een aparte regeling voor de onderbrekingstermijn voor seizoenswerk. Dit is in lijn met de SER-aanbeveling om de onderbrekingstermijn van 6 maanden te schrappen, behalve voor scholieren en studenten. En bij seizoenswerk een onderbrekingstermijn van 3 maanden te hanteren. De ABU steunt dit voorstel.
  3. Uitzendcontracten: in het SER-advies is voorgesteld om de uitzendfasen te verkorten door fase A (het uitzendbeding en het onbeperkt gebruik van tijdelijke contracten en uitsluiting van de loondoorbetalingsplicht) wettelijk vast te leggen op 52 gewerkte weken en fase B te verkorten naar 2 jaar. Ook is voorgesteld om ook bij uitzenden de onderbrekingstermijn te laten vervallen, behalve voor scholieren en studenten.

Het kabinet ziet, gezien de allocatiefunctie die uitzendwerk vervult, ruimte voor het verlicht regime ten opzichte van andere contractvormen. Het kabinet wil de richting van het SER-advies overnemen en verder technisch uitwerken. Dit laatste vindt plaats in overleg met de Stichting van de Arbeid, waarbij de ABU wanneer nodig aansluit.

In het SER-advies is daarnaast aanbevolen om uitzendkrachten vanaf dag één recht te geven op een pakket arbeidsvoorwaarden dat ten minste gelijkwaardig is aan de arbeidsvoorwaarden van werknemers die bij de inlener hetzelfde werk doen. Hierover schrijft het kabinet dat zij de aanbeveling ter harte nemen en verder uitwerken met inachtneming van de Europeesrechtelijke kaders (de Uitzendrichtlijn). De ABU hecht veel waarde aan deze aanbeveling en is hierover in gesprek met het Ministerie van SZW.

Verder is relevant dat het kabinet overweegt om naar aanleiding van het Daimler-arrest van het Europees Hof van Justitie stappen te nemen om de tijdelijkheid van de terbeschikkingstelling aan een inlener (wettelijk) te waarborgen. De ABU leest dit arrest nadrukkelijk anders en is hierover in gesprek met het Ministerie van SZW.

2 Een gelijker speelveld tussen werknemer en zelfstandige

Het kabinet vindt de situatie op de arbeidsmarkt zeer ongewenst waarin steeds meer werkenden zijn gaan werken buiten dienstbetrekking, terwijl zij volgens de geldende regels een arbeidsovereenkomst behoren te hebben. Het kabinet heeft de ambitie dit tegen te gaan via beleid, regelgeving en handhaving, gericht op de volgende doelen:

  • Voorzien in een adequaat beschermingsniveau tegen sociale risico’s voor alle werkenden
  • Tegengaan van oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden door ervoor te zorgen dat de juiste arbeidsrelatie wordt aangegaan om de juiste redenen (conform regelgeving), handhaving daarop en deze ook opgeëist kan worden door de werkende
  • Solidariteit binnen het sociale en fiscale stelsel borgen
  • Verduidelijken van wet- en regelgeving rondom de kwalificatie van de arbeidsrelatie

Het kabinet kiest hierbij een aanpak langs drie lijnen om (de regels rondom) het werken met en als zelfstandige toekomstbestendiger te maken:

  1. Inzetten op een gelijker speelveld voor contractvormen met betrekking tot de sociale zekerheid en fiscaliteit
  2. Meer duidelijkheid creëren over de vraag wanneer gewerkt wordt als werknemer danwel als zelfstandige buiten dienstbetrekking (beoordeling van arbeidsrelaties) alsmede het ondersteunen van werkenden om hun rechtspositie op te eisen
  3. Het verbeteren van toezicht en handhaving op schijnzelfstandigheid

De ABU hecht waarde aan het SER-advies om een rechtsvermoeden van werknemerschap te laten gelden bij een tarief onder het maximumdagloon (30 à 35 euro per uur). Dit draagt sterk bij aan het beschermen van de kwetsbaarste werkenden. Een generieke verduidelijking van het gedragscriterium doet dit onvoldoende.

Daarnaast roept de ABU het kabinet op om de voordelen van de Belgische Arbeidsrelatiewet te onderzoeken. Het gebruik van neutrale en algemene criteria in combinatie met sectorspecifieke criteria kan meer duidelijkheid meebrengen, zodat de Belastingdienst voor het eerst sinds 2016 eindelijk kan handhaven op schijnzelfstandigheid. Hier moet haast mee worden gemaakt, om het bovengenoemde waterbedeffect te voorkomen. De nieuwe regels voor uitzenden zzp moeten in samenhang en gelijktijdig worden ingevoerd.

Hoe gaat het nu verder?

De uitwerking van de plannen zal na de zomer door het Ministerie van SZW en de Stichting van de Arbeid worden voortgezet. De ABU blijft hierbij nauw betrokken als het gaat om uitzenden. Tegelijkertijd zullen wij ons blijven inzetten voor een gelijktijdige uitwerking en invoering van de nieuwe regels omtrent zzp.

Gerelateerde artikelen