ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Recht op eenmalige uitkering voor alle uitzendkrachten

Sociale partners hebben de uitgangspunten voor de beloning van uitzendkrachten vastgelegd in het SER-akkoord. Daaruit vloeit voort dat uitzendkrachten op alle arbeidsvoorwaarden gelijk beloond moeten gaan worden als de vaste medewerkers in dezelfde functie.

Cao-partijen zijn in gesprek met de vakbonden over hoe dit het beste kan worden vormgegeven. De eerste stapjes zijn gezet met het akkoord van november 2021. Een van de aanpassingen heeft betrekking op de eenmalige uitkering. Met ingang van maandag 3 januari 2022 hebben uitzendkrachten recht op de eenmalige uitkering die vaste medewerkers krijgen, zoals een uitkering ter compensatie van een verlate loonsverhoging. Het gaat om uitkeringen ongeacht het doel of de reden. Het gaat niet om periodiek repeterende uitkeringen.

In de eerste helft van 2022 zijn meerdere cao-akkoorden gesloten in andere sectoren. Daarbij zijn ook afspraken gemaakt over eenmalige uitkeringen. In de uitleg van deze akkoorden wordt met enige regelmaat gezegd dat uitzendkrachten geen recht hebben op de eenmalige uitkering. In sommige akkoorden is zelfs letterlijk opgenomen dat uitzendkrachten geen recht hebben op deze eenmalige uitkering.

Nu is het zo dat de Waadi (Wet Allocatie Arbeidskrachten Door Intermediairs) en de ABU- en NBBU-cao’s voor uitzendkrachten bepalen op welke arbeidsvoorwaarden een uitzendkracht recht heeft – niet de cao van de sector waar hij of zij werkzaam is. Het is daarmee niet mogelijk voor de andere sectoren die een cao afsluiten om daarin te bepalen dat de uitzendkracht geen recht heeft op – in dit geval – de eenmalige uitkering.

Er is hierover dan ook geen enkele twijfel, zelfs niet wanneer een sector zelf in een cao opneemt dat uitzendkrachten geen recht hebben op de overeengekomen eenmalige uitkering. Alle uitzendkrachten hebben recht op een eenmalige uitkering zoals dat voor de vaste medewerker in een gelijke functie is afgesproken.

Gerelateerde artikelen