Minder regels, meer samenwerking
In Nederland praten we graag over een inclusieve samenleving. Een land waar iedereen mee kan doen, ook op de arbeidsmarkt. Dat klinkt prachtig – en eerlijk gezegd geloof ik daar zelf ook in. Maar als ik om me heen kijk, zie ik dat de werkelijkheid anders is. Juist de mensen die wat extra steun nodig hebben, lopen vast. Niet omdat ze niet willen, maar omdat de regels die hen zouden moeten helpen hen juist buitensluiten.
In Den Haag hoor je vaak de woorden: “Iedereen moet meedoen”. Mooie woorden, maar zodra er nieuwe regels voor werk en uitkeringen worden gemaakt, zie je hoe lastig de praktijk is. Sommige werklozen moeten blijven solliciteren, anderen krijgen een vrijstelling, weer anderen een apart plan. Voor wie al moeite heeft met papierwerk of ingewikkelde regels, wordt het alleen maar verwarrender. En zo belanden mensen die al kwetsbaar zijn nóg dieper in de problemen.
Neem de vernieuwde Participatiewet, waar de Tweede Kamer in 2025 mee instemde. De Kamer keurde op 23 april 2025 het wetsvoorstel Participatiewet in Balans goed, met ruim 20 maatregelen om de wet te vereenvoudigen en mensen meer ruimte te geven (Tweede Kamer, 23 april 2025). Ja, er zitten verbeteringen in, zoals dat bijverdienopties aantrekkelijker worden gemaakt. Maar de taaleis blijft bestaan. Wie geen goed Nederlands spreekt, mag niet volledig meedoen. Ook ná aanpassing blijft de taaleis van kracht – en gemeenten krijgen pas vanaf 2027 extra middelen voor taalonderwijs om dit te ondersteunen (Rijksoverheid, 16 december 2024).
Voor chronisch zieken en mensen met een beperking wordt het nog ingewikkelder. Zij zouden uit de Participatiewet moeten (dit op basis van discussies over de kostendelersnorm, uitzonderingen en maatwerk), maar hún perspectief blijft vaak buiten beschouwing. Er is onduidelijkheid over wat er daarvoor in de plaats komt (Divosa, 15 januari 2025). Het levert vooral onzekerheid op. Alsof je van tevoren al hoort: “Jij telt niet helemaal mee.”
De rode draad is duidelijk: de regels worden ingewikkelder, strenger en krapper. Gemeenten en UWV moeten dit uitvoeren, maar zelfs zij geven aan: dit is te veel (Divosa, 15 januari 2025). En terwijl het systeem steeds meer energie opslokt, blijft er te weinig ruimte over om aandacht te hebben voor de mens achter het dossier. Wie niet in het plaatje past van de ‘ideale, flexibele werknemer’, loopt vast. Het beleid gaat uit van wantrouwen in plaats van vertrouwen.
Maar het kan ook anders. Juist in de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven ligt een enorme kans. Gemeenten, UWV en de uitzendbranche laten steeds vaker zien dat publiek-private samenwerking werkt. Uitzendbureaus kennen de werkgevers en vacatures, gemeenten en UWV kennen de kandidaten en hun situatie. Door deze kennis nog intensiever te bundelen, wordt de weg naar werk voor meer mensen werkelijkheid.
Een werkgever die normaal niet snel iemand met een afstand tot de arbeidsmarkt zou aannemen, durft dat wél als er begeleiding en maatwerk tegenover staan. En een werkzoekende die door alle regels moedeloos was geraakt, krijgt weer perspectief. Zo bouwen we gezamenlijk bruggen in plaats van muren.
Als we écht willen dat iedereen meedoet, dan moeten we stoppen met nóg meer regels stapelen. Laten we beginnen om nog beter te gaan luisteren. Luisteren naar mensen die dolgraag aan de slag willen, maar daar net wat meer hulp bij nodig hebben. En luisteren naar werkgevers die bereid zijn te investeren in mensen, mits ze daar niet alleen voor staan. Pas dan bouwen we een samenleving die niemand buitensluit. Want zolang Den Haag blijft redeneren vanuit regels en sancties, blijft de belofte van inclusie een weg vol hindernissen.
Het is tijd – en dat zeg ik al vele jaren – om de mens echt centraal te zetten en maximaal samen te werken. Want alleen door overheid en bedrijfsleven – publiek-private samenwerking – écht naast elkaar te laten staan, komt de belofte van een inclusieve arbeidsmarkt dichterbij.