ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Hoogleraar Ruben Houweling: “We moeten af van het hokjesdenken in arbeid”

Vanuit de politiek en maatschappij klinkt de roep om een contractneutraalstelsel steeds luider. Toch blijft de arbeidsmarkt hangen in oude scheidslijnen tussen werknemers, flexwerkers en zelfstandigen. Voor hoogleraar Arbeidsrecht Ruben Houweling de reden om samen met collega’s een alternatief te ontwikkelen: het Wetboek van Werk.

“Onze samenleving is fundamenteel veranderd,” zegt Houweling, die als hoogleraar arbeidsrecht is verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en tevens Kroonlid is bij de SER. “We vergrijzen, mantelzorg groeit, werkenden zijn mobieler dan ooit. Tegelijk blijft de arbeidsmarkt draaien op regels van begin 20e eeuw, toen de arbeidsmarkt veel industriëler was.” En de arbeidsrechtelijke wetgeving waar de overheid voor kiest, is niet meer dan pleisters plakken, constateert hij. “We maken vast wat minder vast en flex wat minder flex. Alsof het probleem in de contractvorm zit.”

“Je bent óf werknemer, óf zelfstandige. Dat dualisme past niet meer bij de realiteit van nu.”

Ruben Houweling

Deltaplan voor de arbeidsmarkt

“Wat nodig is, is een meerjarig deltaplan voor de arbeidsmarkt,” vervolgt hij. “Daarom heb ik samen met een aantal collega’s het initiatief genomen om het Wetboek van Werk te ontwikkelen. Dat kan het vertrekpunt zijn voor een grootschalige stelselherziening.” Aanleiding om het Wetboek van Werk te gaan ontwerpen was de Wet werk en zekerheid (Wwz) uit 2015. Die wet moest de kloof tussen vast en flex dichten, maar schoot volgens hem fundamenteel tekort. “De Wwz gaf vooral een juridisch antwoord op een sociaal-maatschappelijk probleem,” zegt Houweling. “Het ging uit van het oude denken: je bent óf werknemer, óf zelfstandige. Dat dualisme past niet meer bij de realiteit van nu.”

De ‘werker’ als uitgangspunt

Centraal in het Wetboek van Werk staat de introductie van de ‘werker’: een overkoepelende categorie die het klassieke onderscheid tussen werknemer, flexwerker en zelfstandige overstijgt. “De categorie ‘werker’ doorbreekt het denken in juridische hokjes,” zegt Houweling. “Ze maakt het mogelijk om te denken vanuit participatie, niet vanuit contractvorm.” Dat betekent niet dat iedereen dezelfde rechten krijgt. “Differentiatie blijft nodig. Iemand die incidenteel werkt, heeft minder bescherming nodig dan iemand die al jaren voor één opdrachtgever actief is. Maar we moeten het organiseren van buiten naar binnen en niet andersom. Alleen zo bouw je een stelsel dat lang meegaat.”

Wat is het Wetboek van Werk?

Het Wetboek van Werk is een concept dat hoogleraar Ruben Houweling met een aantal collega’s heeft ontwikkeld. Het beoogt een fundamentele herziening van het Nederlandse arbeidsstelsel, waarbij het onderscheid tussen werknemer, flexwerker en zelfstandige verdwijnt en elke werkende aanspraak kan maken op sociale zekerheid.

De kernpunten van het Wetboek van Werk:

  • De ‘werker’ als uitgangspunt: één juridische categorie voor iedereen die werkt, met differentiatie in bescherming afhankelijk van duur en intensiteit van het werk.
  • Contractneutrale sociale zekerheid: basisvangnet voor risico’s als ziekte en arbeidsongeschiktheid, los van de contractvorm.
  • Eén logica, geen lappendeken: integrale visie op arbeidsrecht, fiscaliteit en sociale zekerheid in plaats van losse maatregelen.
  • Gefaseerde invoering: hervorming stap voor stap, met oog voor draagvlak en transitie

Risico’s collectief dekken

Een tweede pijler van het plan is een contractneutrale sociale zekerheid. Volgens Houweling is het huidige stelsel te sterk gekoppeld aan contractvormen, terwijl risico’s universeel zijn. “Arbeidsongeschiktheid is niet contractgebonden. Wij stellen voor om die risico’s collectief te dekken via een generiek vangnet: iedereen draagt bij. Dat vangnet moet gebaseerd zijn op vertrouwen en wederkerigheid. Wie niet meewerkt aan herstel of omscholing, kan worden aangesproken op eigen middelen. Zo blijft het systeem eerlijk en robuust.”

Raad van State kritisch

Maar vooralsnog komt de politiek niet verder dan ‘pleisterwetgeving’, meent Houweling. “Eind vorig jaar bracht de Raad van State een advies uit over de wetsvoorstellen Meer zekerheid flexwerkers en Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar). Volgens de Raad van State dragen die wetsvoorstellen niet bij aan een fundamentele hervorming van de arbeidsmarkt en schieten ze tekort in het aanpakken van de tweedeling in het beschermingsniveau tussen verschillende categorieën werkenden. Dat de Raad van State tot een dergelijk kritisch advies komt, is opmerkelijk.”

Politieke moed nodig

Een fundamentele hervorming van het arbeidsrecht is volgens Houweling de enige echte oplossing. Maar dat vergt wél politieke moed, benadrukt hij. “Je kunt niet in één keer overstappen van het oude naar het nieuwe. Een transitieperiode met ongemak hoort erbij. Dat zal weerstand oproepen, maar zolang de doelstelling op lange termijn helder is, mag dat geen reden zijn om te blijven hangen in het verleden.” Een gefaseerde aanpak is in zijn ogen dan ook noodzakelijk. “Dit vergt tijd en veranderbereidheid,” zegt hij. “Begin klein: met sociale zekerheid, vangnetten en institutionele samenwerking. Vanuit daar kun je bouwen aan arbeidsrecht en contractpositie. Zo neem je iedereen stap voor stap mee.”

Het Wetboek van Werk is daarmee geen kant-en-klaarpakket, benadrukt hij, maar een richtinggevend kader. “Het laat zien hoe we van symptoombestrijding naar systeemvernieuwing kunnen gaan. We moeten af van het hokjesdenken in arbeid. Wij hopen dat het de katalysator kan zijn voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt waarin álle werkenden – vast, flex of zzp – kunnen rekenen op duidelijkheid, bescherming en perspectief.”

“Pak de aanbevelingen van de commissie-Octas serieus op”

Said Idbid, beleidsadviseur Sociale Zekerheid en Fiscaliteit ABU

“Begin vorig jaar verscheen het advies van de commissie-Octas. De conclusies: het huidige arbeidsongeschiktheidsstelsel is te complex, het activeert mensen onvoldoende en de uitvoering loopt vast. Voor (uitzend)werkgevers zorgt dat voor een enorme administratieve last. Door het oerwoud aan regels weten werknemers niet waar ze recht op hebben. En komen ze – door de haperende uitvoering – te laat in beeld bij UWV, waardoor re-integratie wordt bemoeilijkt.

De commissie doet drie voorstellen voor verbetering. Het meest realistische scenario op korte termijn is het eerste. Daarbij wordt ervoor gekozen om bestaande wetgeving aan te passen en te vereenvoudigen. Maar op langere termijn biedt dat geen soelaas. Het huidige stelsel is niet meer flexibel genoeg om de huidige arbeidsmarkt te dienen. Het is ontstaan in een tijd dat iedereen nog een vast contract had en zijn hele leven bij één werkgever werkte. Inmiddels is er een waaier aan contractvormen ontstaan. En werken mensen gedurende hun loopbaan voor verschillende werkgevers en combineren verschillende soorten werk.

Daarom moet het derde scenario van de commissie-Octas het uiteindelijke doel zijn, waarbij gekozen wordt voor een basisuitkering voor alle werkenden. Ons advies aan het nieuwe kabinet is dan ook: pak de aanbevelingen van de commissie-Octas serieus op. Begin met het vereenvoudigen van het stelsel. Maar heb de moed om op lange termijn te kiezen voor een nieuw stelsel. Een stelsel waarbij sociale zekerheid voor alle werkenden, ongeacht hun contractvorm, bereikbaar wordt.”

“Blijvende arbeidsongeschiktheid is voor zzp’ers het grote risico”

Margreet Drijvers, programmamanager Zzp-dienstverlening ABU

“Veel zzp’ers hebben zich vaak niet verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Je hoort dan vaak dat hun spaargeld, beleggingen of eigen huis hun vangnet is. Daarmee kunnen ze twee jaar ziekte misschien wel overbruggen, maar het risico op blijvende arbeidsongeschiktheid is daarmee niet afgedekt. En dat is juist het grootste risico. Want als je op je 30e blijvend arbeidsongeschikt wordt, heb je tot aan je pensioengerechtigde leeftijd misschien wel een miljoen euro aan spaargeld nodig. Het is naïef om te denken dat je daarvoor kunt sparen. De reactie van zzp’ers die ik vaak hoor is: ‘het risico is heel klein’. Dat klopt. Maar het risico op brand in je huis is dat ook, en toch heb je daarvoor een opstalverzekering.

Ook zzp’ers die nu wel een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben, zijn niet altijd afdoende beschermd door medische uitsluitingen en een looptijd tot het 60e of 63e jaar. Terwijl juist na die leeftijd het risico op arbeidsongeschiktheid toeneemt. Een verplichte AOV, zoals de overheid nu voorstelt, lost deze problemen op. Maar deze verzekering is gebaseerd op het minimumloon en voor het ‘opplussen’ van je verzekering ben je dan nog steeds aangewezen op de particuliere markt, inclusief medische uitsluitingen.

De ABU pleit daarom al langer voor een publiek contractneutraalstelsel. Een adequaat vangnet waarbij álle werkenden recht hebben op sociale zekerheid. Daarmee voorkom je schrijnende situaties waarbij arbeidsongeschikte zzp’ers hun huis kwijtraken of in de bijstand terechtkomen. Want dat moeten we echt niet willen.”

Gerelateerde artikelen