“De uitzendbranche vormt de brug naar een baan”
Carsten Herstel, directeur-generaal ministerie SZW
Zes maanden nadat Carsten Herstel was gestart op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, werd de eerste coronabesmetting in China geconstateerd. Wat volgde was een pandemie, met grote gevolgen voor de Nederlandse arbeidsmarkt. Om massale werkloosheid te voorkomen werden diverse steunpakketten opgetuigd. Hoe kijkt Herstel daarop terug? En wat gaat er komende jaren gebeuren om mensen van-werk-naar-werk of van-geen-werk-naar-werk te begeleiden?
Hoe heeft u het begin van de pandemie ervaren?
“De eerste bedrijven die eind 2019 getroffen werden, waren de bedrijven die handelden met China. Ineens ging China op slot en viel hun hele business stil. Het gevolg was dat er een massaal beroep op de regeling voor Werktijdverkorting werd gedaan. Op dat moment wisten we nog niet hoe lang de pandemie zou gaan duren. Een paar maanden later werd duidelijk dat de pandemie ons langdurig parten zou gaan spelen. Toen hebben we hier op het ministerie tegen elkaar gezegd: ‘we moeten als de bliksem iets nieuws verzinnen’. Dat heeft half maart 2020 geleid tot het eerste steunpakket voor ondernemers, de NOW-regeling. Daar is door iedereen letterlijk dag en nacht aan gewerkt. Die regeling is in de maanden daarna een aantal keren verlengd en daarnaast zijn er aparte regelingen opgezet voor steun aan zelfstandigen en uitzendkrachten.”
Hebben de steunpakketten hun effect gehad?
“Een paar maanden voor de pandemie verscheen het advies van de commissie-Borstlap. Die legde een vinger op een zere plek, namelijk dat er een disbalans is tussen vaste en flexibele werkverbanden. Die constatering werd door de coronacrisis bevestigd: flexwerkers – en met name jongeren – werden harder getroffen dan mensen met een vast contract. Vandaar dat de steunpakketten er mede op gericht waren om de werkgelegenheid van flexwerkers zoveel mogelijk te behouden. Er zijn natuurlijk harde klappen gevallen in de horeca, de retail en de reisbranche. En nog altijd is het aantal lopende WW-uitkeringen hoger dan voor de pandemie. Maar de werkloosheid is minder hard opgelopen dan je op basis van de wegvallende economische activiteit mocht verwachten.”
Naast de directe NOW-steun aan ondernemers kwam er een aanvullend sociaal pakket van 1,4 miljard euro. Waar was dat op gericht?
“We zagen dat de coronacrisis grote gevolgen had voor het werk en inkomen van veel Nederlanders. Voor sommige mensen betekende dat dat ze zich moesten om- en bijscholen, zodat ze andere taken konden vervullen binnen hun eigen bedrijf. Andere mensen verloren hun baan en moesten zich voorbereiden op een verandering van werk. Tegelijkertijd was er een groep mensen die werkloos raakten, waardoor de schuldenproblematiek toenam. Om die sociaal-maatschappelijke kwetsbaarheden op te vangen, is in augustus vorig jaar een aanvullend sociaal pakket van in totaal 1,4 miljard euro opgetuigd.”
Wat houdt dat sociaal pakket concreet in?
“Het is een totaalpakket van diverse maatregelen. Zo is er 230 miljoen euro voor scholing beschikbaar, dat onder meer kan worden ingezet voor onder andere ontwikkeladviezen, scholingsbudgetten voor WW’ers, praktijkleren in het mbo en intersectorale omscholing. Maar in tijden van een economische recessie zie je dat mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt en jongeren extra kwetsbaar zijn. Vandaar dat we ook voor die groepen budget hebben vrijgemaakt. Zo is er bijvoorbeeld 350 miljoen euro beschikbaar voor de begeleiding van kwetsbare schoolverlaters. Daarnaast hebben we 150 miljoen euro uitgetrokken voor de ondersteuning van mensen met problematische schulden. Tot slot is er 650 miljoen euro gereserveerd voor de begeleiding van mensen die hun werk zijn verloren of dreigen te verliezen.”
Hoe belangrijk is scholing op de huidige arbeidsmarkt?
“We hebben vanwege de coronacrisis nu een fors bedrag in scholing geïnvesteerd, maar ik denk dat die investering in scholing ook in een volgend kabinet hard nodig is. Dat was ook één van de aanbevelingen van de commissie-Borstlap: zet in op een lange ontwikkellijn gedurende het werkzame leven van mensen. Scholing moet iets normaals worden in ieders werkzame bestaan, waardoor mensen veel makkelijker van de ene sector naar een andere sector kunnen bewegen. De komende jaren gaan veel banen veranderen of verdwijnen door automatisering en robotisering. We komen daardoor in een permanent proces terecht van scholing en het begeleiden van mensen van-werk-naar-werk.”
Scholing moet iets normaals worden in ieders werkzame bestaan, waardoor mensen veel makkelijker van de ene sector naar een andere sector kunnen bewegen.
Heeft de coronacrisis daaraan een impuls gegeven?
“Ja, zonder meer. Decennialang wordt er al gediscussieerd hoe je van-werk-naar-werk- en van-geen-werk-naar-werkdienstverlening het beste kunt vormgeven. Tussen de betrokken partijen was er echter weinig vertrouwen om het daadwerkelijk van de grond te krijgen. Door de coronacrisis is dat veranderd. Iedereen was van mening dat er geen massale werkloosheid mocht ontstaan. Er was een enorme drive om samen te werken, zodat we niet in dezelfde situatie zouden belanden als na de financiële crisis. Toen zijn er veel kwetsbare mensen in de WW en bijstand bijgekomen, voor wie het vervolgens erg lastig bleek om weer een baan te vinden.”
Hoe ziet die dienstverlening er in de praktijk uit?
“In alle 35 arbeidsmarktregio’s wordt een Regionaal Mobiliteitsteam (RMT) opgezet, die deze dienstverlening gaat coördineren. Vakbonden, werkgeversorganisaties, gemeenten, UWV, SBB en onderwijsorganisaties werken daarin samen. Met ontschotte budgetten wordt gewerkt aan het vinden van ander werk. Voor mensen die al werkloos zijn en voor mensen die werkloos dreigen te worden. Dat dit nu op deze manier wordt vormgegeven, zie ik echt als een historische beweging. Ik geloof erg in de ontschotte dienstverlening en ben ervan overtuigd dat deze samenwerking toekomstbestendig zal blijken te zijn.”
Hoe belangrijk is de rol van de uitzendbranche daarbij?
“Heel belangrijk. Uiteindelijk gaat het om een match, dat iemand een baan bij een bedrijf vindt. Dat kunnen wij vanuit de publieke dienstverlening niet alleen organiseren. De uitzendbranche vormt de brug naar een baan. In de arbeidsmarktregio’s leveren zij een bijdrage aan het werkfit houden van mensen. Want iemand die een paar werken thuis zit, staat al snel op achterstand in vergelijking met iemand die van de ene naar de andere baan gaat. Met de vorming van de Regionale Mobiliteitsteams willen we de tijd tussen banen nul laten zijn, of in ieder geval zo kort mogelijk houden. De uitzendbranche speelt hierbij een wezenlijke rol. Daarbij zeg ik: het moet dan wel om ‘eerlijk werk’ gaan, met goede arbeidsvoorwaarden en goede arbeidsomstandigheden, en waarbij uitzendwerk de opstap is naar structureel werk.”
De uitzendbranche vormt de brug naar een baan.
Zijn de Regionale Mobiliteitsteams een opmaat naar een Huis van Werk in de arbeidsmarktregio’s?
“We willen inderdaad in de arbeidsmarktregio’s toe naar een Werkcentrum, waar werkgevers en werknemers terechtkunnen met hun vragen over werk, ondersteuning en scholing. Ik denk dat het tevens belangrijk is om te komen tot een regionaal inzichtelijk bestand van werkzoekenden. Want het begint bij kennis over kandidaten en vacatures. Bovendien is de harmonisatie van regelingen van belang, zodat er niet in elke regio een andere regeling voor bijvoorbeeld loonkostensubsidie bestaat. Mijn adagium is: laten we dingen vooral proberen eenvoudiger te maken.”
Heeft u tot slot nog een oproep aan de branche?
“Ik vind het erg te waarderen dat de ABU in het kader van de kabinetsformatie het statement Naar een nieuwe arbeidsmarkt heeft uitgebracht. Het is een goede zaak dat de branche zelf pleit voor regulering en een duidelijk signaal afgeeft dat men de kwaliteit van uitzendwerk wil verbeteren. Mijn oproep is: ga door op dat pad. Zorg voor goede arbeidsvoorwaarden en goede arbeidsomstandigheden. De uitzendbranche is een serieuze partner op de arbeidsmarkt, maar die positie brengt ook de verplichting met zich mee om te zorgen voor eerlijk en duurzaam werk.”
Over Carsten Herstel
Carsten Herstel studeerde Rechten aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij begon zijn ambtelijke loopbaan in 1999 bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarna werkte hij vijftien jaar bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, onder meer als waarnemend directeur-generaal. Sinds 1 juni 2019 is hij directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.