ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

“Meer balans nodig op markt driehoeksrelaties”

Heyma en Donker

Hoe is de positie van uitzendkrachten veranderd in de loop der jaren? En komen uitzenden en andere driehoeksrelaties nog overeen met de oorspronkelijke wetgeving? Naar die twee vragen heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid twee onderzoeken laten doen.

Dat uitzendwerk zich in de afgelopen twintig jaar op tal van punten heeft ontwikkeld, staat buiten kijf, stelt hoofdonderzoeker Arjan Heyma van SEO Economisch Onderzoek. “Wat er het meest uitspringt, is dat er een forse groei van uitzendwerk heeft plaatsgevonden. Van 2006 tot 2018 is het aantal uitzenduren bijna verdubbeld. In slechte economische tijden zie je een beperkte teruggang en in goede tijden een flinke groei. Overall kun je constateren dat de omvang van uitzendwerk in aantal uren is sterk gegroeid. Bijna de helft van de uitzendkrachten in fase A wordt nog altijd voor ‘piek en ziek’ ingezet. Bij twee derde van hen gaat het om structurele werkzaamheden. Dat laatste verklaart met name de groei van de markt.” Desondanks is het aandeel uitzendkrachten binnen de totale beroepsbevolking maar 3,3%. Dit aandeel schommelt al zo’n 20 jaar tussen de 2,5 en 3,5%.

Als wordt ingezoomd op de individuele uitzendkracht, dan valt volgens Heyma op dat de positie van uitzendkrachten is verbeterd door wetgeving en cao-afspraken. “Door de Waadi (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs) in 1998 en de Wet flexibiliteit en zekerheid 1999 kregen uitzendkrachten een arbeidscontract en veel meer status en rechten dan andere flexwerkers. Die rechten zijn in de cao en door de invoering van de Wet werk en zekerheid verder uitgebreid. Het principe van gelijk loon voor gelijk werk is een heel belangrijke afspraak geweest. En ook qua scholing is er een inhaalslag geweest: bij uitzendkrachten is de kans op scholing over de afgelopen twaalf jaar het snelst gegroeid.”

Werk- en inkomenszekerheid gestegen

Bovendien constateert Heyma dat uitzendkrachten steeds langer werken en ook meer uren per week. “De werk- en inkomenszekerheid voor uitzendkrachten is toegenomen en de uitkeringsafhankelijkheid afgenomen. Dat is erg positief. Tegelijk zien we dat de baanzekerheid is afgenomen, door een langer verblijf in het uitzendregime en door een grotere doorstroom naar fase B.” Een opvallende conclusie in het rapport is verder dat draaideurconstructies via de WW bij uitzendorganisaties slechts beperkt voorkomen. Heyma: “Er zijn geen aanwijzingen dat draaideurconstructies op grote schaal toegepast worden, zo blijkt uit ons onderzoek.”

 

“Bij uitzendkrachten is de kans op scholing over de afgelopen twaalf jaar het snelst gegroeid.” – Arjan Heyma, SEO Economisch Onderzoek

 

Concluderend stelt Heyma dat de positie van uitzendkrachten door het wettelijk kader in twintig jaar tijd is versterkt. “Wel staat die positie momenteel onder druk, door een toename van alternatieve flexibele arbeidsvormen die niet onder de Waadi vallen en daarom voor inleners aantrekkelijk kunnen zijn.”

Doel Waadi en Flexwet

En dat is dan meteen ook de link naar het tweede onderzoek dat onder leiding van Peter Donker van Heel van De Beleidsonderzoekers plaatsvond. “In dit onderzoek stond de vraag centraal in hoeverre het huidige gebruik van uitzenden en andere driehoeksrelaties nog overeenkomt met het doel en de functie van de Waadi en de Wet flexibiliteit en zekerheid.” Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van externe inhuur, vertelt Donker van Heel. “Bij ‘ter beschikkingstelling van arbeid’ – zoals bij uitzenden, payrolling en detachering – is er sprake van leiding en toezicht door de inhurende organisatie. Bij ‘tussenkomst’ gaat het om inzet van zzp’ers via een intermediair en is er geen sprake van leiding en toezicht. Bij ‘uitbesteding’, beperkt tot uitbesteding van bedrijfseigen werkzaamheden, is sprake van een resultaatverplichting.”

 

“Investeer meer in handhaving om fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.” – Peter Donker van Heel, De Beleidsonderzoekers

 

Ongewenste neveneffecten

De voornaamste conclusie is volgens Donker van Heel dat een deel van de driehoeksrelaties arbeidsrechtelijk beperkt is gereguleerd. Het aantal arbeidsmarktintermediairs is sterk gegroeid, constateert hij. “Je kunt stellen dat er sprake is van wildgroei. De groei van de markt van driehoeksrelaties in de afgelopen twintig jaar is gepaard gegaan met ongewenste neveneffecten, zoals oneigenlijk gebruik, onderbieding, overbieding en afnemend bereik van cao’s.”

“Sinds eind jaren tachtig is er sprake van een structurele inzet van driehoeksrelaties door bedrijven en organisaties. Het kostenmotief is de afgelopen vijfentwintig jaar steeds dominanter geworden. Er is sprake van een watervaleffect: duurdere arbeidsvormen worden vervangen door goedkopere. De inzet van zzp’ers en uitbesteding worden gezien als goedkopere driehoeksrelaties, in vergelijking met terbeschikkingstelling van arbeid.”

Een aantal factoren heeft de ontwikkeling van driehoeksrelaties bevorderd, zo blijkt uit de interviews die de onderzoekers hebben gehouden. Donker van Heel: “Het is een wisselwerking tussen vragers naar en aanbieders van externe inhuur. Hierbij speelt wet- en regelgeving mee, waardoor de risico’s en kosten van werkgevers zijn toegenomen. Maar ook de economische crisis en beperkingen om intern te flexibiliseren spelen een rol. Daarnaast heeft het openstellen van de grenzen voor Midden- en Oost-Europeanen een impuls gegeven aan de groei van driehoeksrelaties.”

Wat moet er volgens hem nu gebeuren om een kentering te bewerkstelligen? Donker van Heel: “Een integrale benadering is nodig vanwege de substitutie die plaatsvindt tussen de verschillende arbeidsvormen. Die integrale benadering geldt ook voor de verschillende rechtsgebieden. Daarnaast zal er meer geïnvesteerd moeten worden in handhaving om malafide intermediairs aan te pakken en daarmee fraude, misbruik en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. En dan gaat het niet alleen om méér menskracht, maar ook om bijvoorbeeld verruiming van het bestuursverbod, een signaleringsfunctie bij de Kamer van Koophandel, of een kwaliteitstoets die een rem zet op toetreding tot de branche. Dit brengt de markt van driehoeksrelaties mogelijk weer meer in balans.”

Belangrijkste conclusies onderzoeken ministerie SZW:

  • Door wetgeving en cao-afspraken is de positie van uitzendkrachten verbeterd.
  • De werk- en inkomenszekerheid voor uitzendkrachten is toegenomen en de uitkeringsafhankelijkheid afgenomen.
  • De baanzekerheid voor uitzendkrachten is afgenomen.
  • Draaideurconstructies bij uitzendorganisaties komen slechts beperkt voor.
  • De kans op scholing is voor uitzendkrachten het snelst gegroeid.
  • De markt van driehoeksrelaties en het aantal arbeidsmarktintermediairs is in twintig jaar tijd sterk gegroeid.
  • Er is een trend dat duurdere arbeidsvormen worden door inleners vervangen door goedkopere vormen.
  • Van 2006 tot 2018 is het aantal uitzenduren verdubbeld. Toch is het aandeel uitzendkrachten binnen de totale beroepsbevolking maar 3,3%. Dit schommelt al zo’n 20 jaar tussen de 2,5 en 3,5%.

Lees ook de reactie op de rapporten van Leonie Belonje, Chief Human Resources Officer bij USG People en ABU-vicevoorzitter

Gerelateerde artikelen