ABU kritisch over wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers
De Raad van State heeft onlangs zijn advies uitgebracht over het wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers. Naar verwachting zal het binnenkort door de minister naar de Tweede Kamer worden gestuurd. De ABU steunt het wetsvoorstel, dat in grote lijnen een uitwerking vormt van het middellangetermijnadvies van de SER, maar is tegelijkertijd kritisch. Want het is de vraag of de regulering van zzp gelijktijdig zal plaatsvinden.
“In 2021 bereikten de sociale partners in de Sociaal-Economische Raad (SER) een akkoord over het middellangetermijnadvies,” aldus Tugba Karabulut, programmamanager Marktregulering bij de ABU. “Dit MLT-advies was een samenhangend pakket over de hervorming van de arbeidsmarkt. Met als doel om werkenden meer zekerheid en ondernemers meer wendbaarheid te bieden.” De Wet Meer zekerheid flexwerkers is een van de wetsvoorstellen die voortvloeien uit het SER-MLT-advies, vertelt ze. “De ABU heeft zich gecommitteerd aan dit advies. Maar wel onder de voorwaarde dat uitzenden gelijktijdig zou worden gereguleerd met zzp om een waterbedeffect te voorkomen.”
Meer werk- en inkomenszekerheid
“Het wetsvoorstel bevat verschillende maatregelen om flexibele werknemers meer werk- en inkomenszekerheid te geven,” zegt Jeroen Brouwer, ABU-programmamanager CAO. “Zo komen er strengere regels voor tijdelijke contracten om draaideurconstructies te voorkomen. Ook worden oproepcontracten vervangen door contracten met een minimumaantal uren dat je standaard wordt ingeroosterd.” Daarnaast zijn in het wetsvoorstel verschillende maatregelen rond het uitzendregime opgenomen. Brouwer: “Zo wordt fase A wettelijk teruggebracht naar 52 gewerkte weken en fase B naar twee jaar, zonder de mogelijkheid om in de cao afwijkende afspraken te maken. Dat maakt ons minder afhankelijk van de cao. Na drie jaar krijgt een uitzendkracht dus een contract voor onbepaalde tijd. In onze cao hebben we hier al grotendeels op voorgesorteerd door de termijn voor fase A over te nemen en fase B alvast te verkorten tot drie jaar.”
Het wetsvoorstel in het kort
- Oproepcontracten verdwijnen, daarvoor in de plaats komen contracten met een minimumaantal uren.
- Voor uitzendwerk wordt fase A wettelijk teruggebracht naar 52 gewerkte weken en fase B naar twee jaar; daarna volgt een vast contract.
- Uitzendkrachten hebben recht op een gelijkwaardig totaalpakket aan arbeidsvoorwaarden.
- De onderbrekingstermijn, waarna een werkgever iemand opnieuw in tijdelijke dienst mag nemen, gaat naar vijf jaar.
“Het advies van de SER is een evenwichtig geheel. Doe niet aan cherrypicking en voeg er niets aan toe.”
Tugba Karabulut, programmamanager Marktregulering ABU
Geen concurrentie op loonkosten
Ook wordt in de wet vastgelegd dat in de cao kan worden afgesproken dat uitzendkrachten recht hebben op een ‘gelijkwaardig totaalpakket’ aan arbeidsvoorwaarden. “Dat gaat dus verder dan de huidige inlenersbeloning,” verduidelijkt Brouwer. “Uitzendkrachten krijgen alle arbeidsvoorwaarden van medewerkers die in vaste dienst bij de inlener zijn. Bedoeling daarvan is onder meer te voorkomen dat uitzendwerk wordt ingezet om arbeidskosten te verlagen. Het is onvermijdelijk dat uitzendwerk daardoor duurder wordt.” Maar de grote vraag volgens Brouwer is nu: hoe blijft het uitvoerbaar? “Bij de cao-onderhandelingen hebben we ingewikkelde discussies met de vakbonden over wat we nu precies verstaan onder ‘gelijkwaardig’ en hoe we daaraan invulling kunnen geven. We zoeken samen naar spel- en rekenregels om te zorgen dat uitzendkrachten daadwerkelijk recht krijgen op het gelijkwaardige totaalpakket en tegelijkertijd de uitvoerbaarheid wordt geborgd. We weten van payrollbedrijven – die sinds 2020 alle arbeidsvoorwaarden van de inlener moeten toepassen – hoe groot de complexiteit is.”
“Uitzendkrachten krijgen alle arbeidsvoorwaarden van medewerkers die in vaste dienst bij de inlener zijn. Bedoeling daarvan is onder meer te voorkomen dat uitzendwerk wordt ingezet om arbeidskosten te verlagen.”
Jeroen Brouwer, ABU-programmamanager CAO
Afwijking van het SER-advies
Het wetsvoorstel wijkt op één belangrijk punt af van het MLT-advies van de SER, zo maakt Karabulut duidelijk. “In de SER is afgesproken dat de onderbrekingstermijn van de zogenoemde ketenregeling wordt afgeschaft met als doel om draaideurconstructies te voorkomen. Dan gaat het om de situatie waarin de werknemer na een dienstverband van drie jaar door de werkgever zes maanden aan de kant wordt gezet. Met als doel om geen vast contract aan te hoeven bieden. Dat is uiteraard zeer onwenselijk. In het wetsvoorstel is het echter zo uitgewerkt dat deze termijn van zes maanden – de zogenaamde ‘administratieve vervaltermijn’ – niet wordt afgeschaft, maar verlengd tot vijf jaar.” En dat heeft volgens Karabulut grote gevolgen. “Neem het voorbeeld van een uitzendkracht die één week heeft gewerkt voor een uitzendbureau, vervolgens drie jaar elders werkzaam is en dan weer terugkeert naar hetzelfde uitzendbureau. Dat mag dan alleen op basis van een vast contract. Dat is niet afgesproken in het SER-advies en bovendien niet nodig om draaideurconstructies aan te pakken. En misschien nog wel het belangrijkste: het kan leiden voor minder kansen op de arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen werkenden.”
Politieke onvoorspelbaarheid
Minister Van Hijum (SZW) zal het wetsvoorstel naar verwachting binnenkort naar de Tweede Kamer sturen. Met dat advies gaat het wetsvoorstel vervolgens naar de Tweede Kamer. “Omdat er sprake is van een extraparlementair kabinet, is de politieke onvoorspelbaarheid groter. En dat kan ook gevolgen hebben voor dit wetsvoorstel,” zegt Karabulut. “Vroeger konden we ervan uitgaan dat de afspraken die met de minister werden gemaakt, overgenomen werden door de coalitiepartijen in de Tweede Kamer. Dat is nu anders. Sommige partijen pleiten nu bijvoorbeeld voor een verdere verkorting van fase A tot 26 weken. We weten niet of zo’n aanpassing op steun van een meerderheid in de Kamer kan rekenen.” Maar, zo besluit Karabulut, de oproep van de ABU aan de Kamerleden is helder: pas het wetsvoorstel niet aan. “Het advies van de SER is een evenwichtig geheel. Doe niet aan cherrypicking en voeg er niets aan toe.”
Ronald Delger, Afeer Mobiliteit: “Deze verplichting zal leiden tot risicoselectie aan de poort”
“Afeer Mobiliteit richt zich op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Wij bemiddelen onze uitzendkrachten altijd naar reguliere opdrachtgevers, waarbij het streven is om ze na anderhalf jaar te laten instromen bij de inlener. Over het nieuwe wetsvoorstel zijn wij positief, omdat het aansluit bij onze eigen missie om mensen zo snel mogelijk een plek op de reguliere arbeidsmarkt te bieden. Ook het uitgangspunt dat de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten zo dicht mogelijk bij de arbeidsvoorwaarden liggen van werknemers die in vaste dienst bij de inlener zijn, vinden wij een goede zaak. Belangrijk is echter wel dat de pensioenregeling uitvoerbaar blijft. Uit het wetsvoorstel blijkt nu dat je de pensioenregeling van elke sector moet meewegen in de totale gelijkwaardigheid van de arbeidsvoorwaarden. Dat maakt het allemaal buitengewoon complex en ingewikkeld en zorgt voor een forse stijging van de administratieve lastendruk. Een ander pijnpunt is dat de administratieve vervaltermijn van vijf jaar meetelt in de keten. Als iemand eerder kort voor jouw uitzendbureau heeft gewerkt en na drie jaar opnieuw aanklopt, ben je verplicht om diegene direct een vast contract te geven. Ook wij willen dat uitzendkrachten zo snel mogelijk een vast dienstverband krijgen. Maar de realiteit is: dat lukt niet voor iedereen. Deze verplichting zal leiden tot risicoselectie aan de poort. Waardoor de participatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt wordt bemoeilijkt. Een slecht onderdeel dus van een wet die flexkrachten juist meer baan- en inkomenszekerheid biedt.”