“Groot tekort aan verzekeringsartsen vraagt dringend om oplossingen”
Convenant in de maak met UWV en PPUSZ
Werknemers die in de Ziektewet zitten, moeten na een jaar door UWV gekeurd worden om te beoordelen of ze hun uitkering behouden. Maar door het gebrek aan verzekeringsartsen, worden veel beoordelingen niet tijdig gedaan. Met nadelige gevolgen voor uitzendwerkgevers én uitzendkrachten.
“Iedere werknemer of uitzendkracht die bijna een jaar ziek is, krijgt een Eerstejaarsziektewetbeoordeling,” vertelt Tony Thijssen, manager Sociale Zekerheid bij RGF Staffing the Netherlands. “In de wet is geregeld dat een verzekeringsarts van UWV die beoordeling moet doen. De werknemer krijgt dan te horen of zijn uitkering stopt of dat de uitkering nog maximaal een jaar doorloopt.” Volgens Arno Spuij, beleidsadviseur Fiscale zaken en Sociale zekerheid bij de ABU, gaat het om in totaal zo’n veertigduizend beoordelingen per jaar die UWV moet doen. “Door het gebrek aan verzekeringsartsen wordt nu twintig procent van die keuringen niet gedaan. Oftewel: achtduizend mensen worden niet tijdig gekeurd. Naar schatting een derde van hen krijgt daardoor te lang een ziektewetuitkering. Met als gevolg dat mensen nodeloos lang in een uitkering blijven hangen, waardoor hun afstand tot de arbeidsmarkt alleen maar groter wordt.”
Wat is het probleem?
Door een gebrek aan verzekeringsartsen lukt het UWV niet om tijdig alle Eerstejaarsziektewetbeoordelingen te doen. Naar schatting zijn er op dit moment alleen al 140 verzekeringsartsen extra nodig om de bestaande controles te doen en nog veel meer om de achterstanden in te lopen. Alle werkgevers - ook uitzendwerkgevers - ondervinden daar de financiële gevolgen van. Vooral voor uitzenders die eigenrisicodrager zijn, zijn de consequenties groot, omdat zij vanaf de eerste ziektedag volledig het ziekengeld moeten betalen. Maar ook uitzendorganisaties die publiek verzekerd zijn via UWV betalen hogere ziektewetpremies als keuringen te laat plaatsvinden. Bovendien blijven werknemers te lang in een uitkering hangen, waardoor hun afstand tot de arbeidsmarkt alleen maar groter wordt. Hetzelfde probleem speelt bij de WIA-herbeoordelingen.
Pilot
En dus moet er met urgentie gezocht worden naar oplossingen, stelt Spuij. “We merken dat UWV hard werkt aan oplossingen. Op dit moment werken we bijvoorbeeld met UWV en het Platform Private Uitvoerders Sociale Zekerheid (PPUSZ) aan een convenant dat is gericht op werkgevers die eigenrisicodrager (ERD) zijn. Er wordt een pilot gestart voor een nieuwe screeningsmethode bij een jaar ziekte. De ERD-werkgever gaat beoordelen of een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling door UWV zinvol is. Zo niet, dan hoeft diegene niet meer langs een verzekeringsarts en dat beperkt de werklast bij UWV. In deze pilot kijken we onder meer of het oordeel van de ERD-werkgever overeenkomt met de uiteindelijke beslissing van UWV. Er worden dan ook duidelijke afspraken gemaakt over de screening.” Deze nieuwe beoordelingsmethode zal volgens Spuij op termijn ‘enige verlichting’ kunnen geven, maar er zal meer moeten gebeuren. “UWV wil bijvoorbeeld sociaal-medische centra opzetten. De verzekeringsarts krijgt in zo’n centrum ondersteuning van een multidisciplinair team, dat helpt bij de Eerstejaarsziektewetbeoordeling. Daarmee wordt de verzekeringsarts werk uit handen genomen en kan hij meer doen in dezelfde tijd.”
“We merken dat UWV hard werkt aan oplossingen. Op dit moment werken we bijvoorbeeld met UWV en het Platform Private Uitvoerders Sociale Zekerheid (PPUSZ) aan een convenant dat is gericht op werkgevers die eigenrisicodrager (ERD) zijn."
Tony Thijssen, manager Sociale Zekerheid bij RGF Staffing the Netherlands
Objectief beslismodel nodig
Daarnaast pleit Thijssen voor de invoering van een objectief beslismodel, waarmee eenvoudig een schifting kan worden gemaakt of iemand na twee jaar recht heeft op een WIA-uitkering. “Dat kan door naar bijvoorbeeld de leeftijd en het ziektebeeld te kijken. Mensen die zeer ernstige aandoeningen hebben, in combinatie met bijvoorbeeld leeftijd zullen per definitie in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. Dan kun je het keuringsproces door een verzekeringsarts dus overslaan.” Verder wil hij de overheid aansporen om met een gerichtere compensatieregeling te komen als er niet op tijd gekeurd kan worden. “Als werkgevers betalen wij het loon en de premies door zolang iemand nog niet gekeurd is. Het zou redelijk zijn als de extra kosten gecompenseerd worden door de overheid. In die ‘keuringsloze’ periode heeft UWV overigens al aangegeven om geen loonsancties op te leggen.” Maar, zegt Thijssen, je zou het tekort aan verzekeringsartsen nog veel simpeler kunnen oplossen. “De commissie-Borstlap heeft het voorstel gedaan om de Ziektewet tot een jaar terug te brengen. Dat scheelt vele tienduizenden keuringen. De tijd die je dan overhoudt, kun je steken in de keuringen voor de WIA en de WGA-herbeoordelingen. Voor werknemers heeft dat als voordeel dat je de onzekerheid wegneemt of een uitkering al dan niet behouden blijft. En als dat niet het geval is, ze zich kunnen focussen op de arbeidsmarkt. En je lost op die manier bovendien het tekort aan verzekeringsartsen op.”
Dat er dringend actie moet worden ondernomen, is volgens Spuij evident. “We kunnen het ons niet veroorloven dat de keuringsachterstanden verder oplopen. Als ABU zijn wij bereid om met het ministerie van SZW, UWV en PPSUSZ in het belang van werkgevers en werknemers naar oplossingen te zoeken. In de uitzendbranche is ontzettend veel expertise aanwezig. Laten we gezamenlijk naar creatieve oplossingen zoeken om dit probleem zo snel mogelijk aan te pakken.”
“We kunnen het ons niet veroorloven dat de keuringsachterstanden verder oplopen. Als ABU zijn wij bereid om met het ministerie van SZW, UWV en PPSUSZ in het belang van werkgevers en werknemers naar oplossingen te zoeken. In de uitzendbranche is ontzettend veel expertise aanwezig."
Arno Spuij, beleidsadviseur Fiscale zaken en Sociale zekerheid bij de ABU