De Hoge Raad in Uber-zaak: ondernemerschap is volwaardig criterium
Is een Uber-chauffeur nou een echte ondernemer of toch eigenlijk een verkapte werknemer? De Hoge Raad heeft eerder dan verwacht de zogenaamde prejudiciële vragen in de Uber-zaak beantwoord. Het hangt af van de specifieke omstandigheden, oordeelt de Hoge Raad. Bij de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst geldt geen rangorde tussen de mee te wegen omstandigheden, waaronder het ondernemerschap van de werkende. De ABU is verheugd over de antwoorden van de Hoge Raad, omdat het bevestigt dat het ondernemerschap volwaardig moet worden meegenomen in de afweging.
Vragen aan de Hoge Raad
Zonder op detailniveau in te gaan op de gerechtelijke procedure, geven we de vragen aan de Hoge Raad weer:
- Is het mogelijk dat, wanneer het (eventuele) ondernemerschap van een werker buiten beschouwing wordt gelaten, de tussen deze werker en diens opdrachtgever/werkgever gesloten overeenkomst kwalificeert als arbeidsovereenkomst, terwijl met het wel in beschouwing nemen van dat (eventuele) ondernemerschap, dezelfde overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst kwalificeert?
- Indien het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, betekent dat dan dat de arbeidsrelatie ten aanzien van precies hetzelfde werk, verricht ten behoeve van dezelfde opdrachtgever/werkgever, verricht door de ene werker (niet zijnde een ondernemer) anders wordt gekwalificeerd dan de arbeidsrelatie ten aanzien van datzelfde werk verricht door een andere werker (wel zijnde een ondernemer)?
- Dient het aspect ‘ondernemerschap’, zoals genoemd in overweging 3.2.5 van voornoemd arrest van de Hoge Raad van 24 maart 2023 (het Deliveroo -arrest), aldus te worden opgevat (visie 1) dat dit ondernemerschap zich beperkt tot die aspecten van ondernemerschap zoals die zich voordoen in de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever (bijvoorbeeld ten aanzien van een grotere vrijheid van werktijden of werkplaats dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben, dan wel grotere winst- of verlieskansen dan werknemers in een vergelijkbare situatie plegen te hebben), of (visie 2) dat voor dit ondernemerschap ook van belang zijn aspecten die betrekking hebben op de (ondernemers)situatie van de desbetreffende werker buiten de specifieke relatie tussen deze werker en deze opdrachtgever/werkgever, of (visie 3) moet dit ondernemerschap op een nog andere manier worden uitgelegd?
Voor de laatste vraag heeft de Hoge Raad gekozen voor visie 2.
Ondernemerschap volwaardig mee in beoordeling Belastingdienst
Het ondernemerschap weegt in de afweging net zo zwaar als alle andere criteria van Deliveroo. Hetzelfde werk kan dus zowel door een werknemer als door een zzp’er worden verricht. De Belastingdienst moet dus het ondernemerschap ook volwaardig meenemen in de beoordeling, waar hij eerder heeft aangegeven het ondernemerschap in de beoordeling van ondergeschikt belang te vinden.
De ABU is blij met de duidelijkheid die deze uitspraak geeft.