ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

“De coronacrisis heeft de urgentie van scholing alleen maar groter gemaakt”

De coronacrisis had een grote impact op de werkgelegenheid in diverse sectoren. Olaf van Vliet, hoogleraar Economie aan de Universiteit Leiden, onderzocht met twee collega-onderzoekers de onderliggende effecten van deze crisis. Hij kwam tot een opvallende conclusie: de mobiliteit tussen krimp- en groeisectoren bleef zeer beperkt.

 

Leiden Young Academy

 

“Samen met twee collega’s van de Universiteit Leiden heb ik onderzoek gedaan naar de werkgelegenheidseffecten van de coronacrisis. Dat onderzoek is eind vorig jaar gepubliceerd in het vakblad Economisch Statische Berichten,” vertelt Van Vliet. “We kunnen vaststellen dat de werkgelegenheidseffecten van de crisis relatief beperkt zijn gebleven. Dat is in belangrijke mate te danken aan de steunpakketten van de overheid.” Niettemin waren er volgens Van Vliet wel grote verschillen tussen sectoren, omdat een aantal sectoren werd gesloten en andere sectoren als cruciaal werden aangemerkt. “Groeisectoren waren onder meer de verpleging, de gezondheidszorg, het openbaar bestuur en de maatschappelijke dienstverlening. Krimp zag je vooral bij eet- en drinkgelegenheden, hotels, sport en recreatie en in de uitzendbranche. Positief was dat de werkgelegenheid zich in de getroffen sectoren weer snel herstelde na de versoepeling van de coronaregels.”

 

Klassieke rol

“Als je specifiek kijkt naar uitzendwerk, dan zie je dat de arbeidsbemiddeling sterk kromp aan het begin van de crisis, als gevolg van de lockdowns. Tegelijkertijd zie je dat de uitzendbranche een belangrijke rol had bij het opschalen van sectoren als er sprake was van groei. Bijvoorbeeld bij de GGD’s, waar ineens veel meer mankracht nodig was. Maar ook in de horeca, waar een grote behoefte aan personeel was toen de maatregelen werden versoepeld. De uitzendbranche had dus zijn klassieke rol als leverancier van flexibiliteit: uitzendwerk maakt het in crisistijd mogelijk om af schalen en bij groei om snel op te schalen.”

Wat vooral opvalt in het onderzoek van de Leidse wetenschappers, is dat er tijdens de coronacrisis weinig mobiliteit was van krimp- naar groeisectoren. “Er was vooral mobiliteit tussen aanverwante sectoren. Zo kwam het goederenvervoer stil te liggen en gingen chauffeurs aan de slag als pakketbezorger. Vanuit de detailhandel gingen mensen aan de slag bij groothandels. En vanuit de ziekenhuizen gingen mensen werken in verpleeghuizen, of andersom.” Veel werknemers die hun baan verloren, kozen er niet voor om zich te laten om- of bijscholen voor werk in een groeisector, constateert Van Vliet. “Wellicht hadden ze de hoop en verwachting dat de coronacrisis weer voorbij zou gaan. Bovendien stonden werknemers door de steunpakketten van de overheid niet erg onder druk om scholing te gaan volgen. Maar ondanks die nuanceringen, blijft die geringe bereidheid tot omscholing opmerkelijk.”

 

“We kunnen vaststellen dat de werkgelegenheidseffecten van de crisis relatief beperkt zijn gebleven. Dat is in belangrijke mate te danken aan de steunpakketten van de overheid.”

– Olaf van Vliet

 

 

Moeizame arbeidsmobiliteit

Het feit dat weinig werknemers tijdens de coronacrisis de overstap hebben gemaakt van krimp- naar groeisectoren, kan volgens de Leidse hoogleraar een indicatie zijn dat arbeidsmarktmobiliteit ook bij toekomstige arbeidsmarktveranderingen moeizaam zal verlopen. “In de komende jaren zullen er door digitalisering en automatisering op sommige plekken veel banen verdwijnen en op andere plekken nieuwe banen bijkomen. Door de energietransitie vermindert het aantal banen in vervuilende sectoren, zoals de olie- en gasindustrie. Daarnaast komen er juist veel banen bij in sectoren die zich met duurzaamheid bezighouden. Die structurele veranderingen op de arbeidsmarkt vragen juist om mobiliteit van krimp- naar groeisectoren.”

 

Scholingsprikkels

Vooral bij kwetsbare groepen met een lagere opleiding vindt er relatief minder om- en bijscholing plaats, constateert Van Vliet. “Juist voor deze mensen is de afstand tot het volgen van scholing groot of zijn er op het werk minder mogelijkheden. Maar ook bij andere groepen is er niet altijd evenveel bereidheid tot scholing. De grote vraag is hoe we daar verandering in kunnen brengen.” De commissie-Borstlap stelde bijvoorbeeld voor om het recht op een uitkering mede afhankelijk te maken van het feit of men in de periode voor werkloosheid wel of geen scholing heeft gevolgd. Dat zou volgens Van Vliet wellicht een prikkel kunnen zijn om werknemers toch tot scholing te verleiden. Daarnaast kan de uitzendbranche een rol spelen om de mobiliteit tussen krimp- en groeisectoren te faciliteren, denkt hij. “De uitzendbranche heeft door de vele data waarover zij beschikken als geen ander zicht op welke sectoren gaan krimpen en welke gaan groeien. De branche kan daardoor een belangrijke partner zijn om uitzendkrachten preventief van-werk-naar-werk te begeleiden en die transities door om- of bijscholing daadwerkelijk mogelijk te maken. Want als de coronacrisis ons iets leert, is het wel dat de urgentie om volop in te zetten op scholing alleen nog maar groter is geworden.”

Cijfers impact corona in de nieuwe Uitzendmonitor

Ook de ABU heeft onderzoek laten doen naar de impact van de coronacrisis. In de nieuwe Uitzendmonitor (een terugkerend onderzoek dat inzicht geeft in onder meer de samenstelling van de groep uitzendkrachten en de ontwikkelingen in uitzendbanen) is de impact van de coronapandemie op de dynamiek van transities van en naar uitzendwerk onderzocht. Ook is in kaart gebracht in welke mate de uitzendbranche het af- en opschalen voor bedrijven heeft gefaciliteerd en welke rol de uitzendbranche speelde bij het vervullen van cruciale vacatures.

 

De uitkomsten van de Uitzendmonitor worden in mei gepubliceerd. 

Gerelateerde artikelen