“Nederland is een gidsland voor publiek-private samenwerking”
Recent publiceerde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) de onderzoeksrapporten Paying for results en Labour Market Challenges Dutch Cities. In de onderzoeken is gekeken naar hoe de verschillende OESO-landen hun arbeidsbemiddeling hebben georganiseerd. Volgens OESO-onderzoekster Kristine Langenbucher moet de kracht vooral gezocht worden in publiek-private samenwerking.
“Uit ons onderzoek blijkt dat in twee van de vijf OESO-landen de arbeidsbemiddeling geheel of gedeeltelijk is uitbesteed aan externe partijen,” zegt onderzoekster Langenbucher. “Dat kunnen non-profit organisaties zijn, maar ook commerciële partijen, zoals uitzendorganisaties.” Tussen de OESO-landen zijn er grote verschillen in hoe de publiek-private samenwerking is georganiseerd, benadrukt Langenbucher. “Er zijn landen waar er geen traditie is van samenwerking tussen sociale partners en publiek-private samenwerking niet of nauwelijks van de grond komt. Maar er zijn tevens landen – bijvoorbeeld Nederland en België – waar er een volwassen samenwerking is tussen publiek en privaat. Een land als Australië gaat daarin het verst: daar is het overgrote deel van de arbeidsbemiddeling geoutsourcet.”
“Private partijen verdienen een rechtmatige plek binnen de Regionale Werkcentra”
Kristine Langenbucher, OESO-onderzoekster
Veel voordelen
Publiek-private samenwerking heeft veel voordelen, zo blijkt uit het OESO-onderzoek. “Allereerst vergroot het de effectiviteit bij het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt,” licht Langenbucher toe. “Daarnaast levert het kostenvoordelen voor de overheid op om de arbeidsbemiddeling uit te besteden, hebben werkzoekenden meer keus tussen aanbieders en leidt het tot meer innovatie.” Om publiek-private samenwerking goed te laten functioneren, zijn er wel een aantal belangrijke voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Langenbucher: “Zo moet er voldoende concurrentie zijn tussen potentiële aanbieders en moeten er minimale eisen voor de dienstverlening worden geformuleerd. Ook moeten de resultaten van de bemiddeling worden gemonitord en geëvalueerd. En tot slot moet er een faire prijs per cliëntgroep worden bepaald.”
Vouchers voor loopbaanbegeleiding
In het OESO-rapport worden diverse best practices beschreven, vertelt Langenbucher. “Interessant is bijvoorbeeld het vouchersysteem dat in België bestaat. Sinds 2013 kent de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) vouchers voor loopbaanbegeleiding voor werknemers en zelfstandigen. Iedereen heeft recht op maximaal twee vouchers om de zes jaar. Met deze voucher kun je vier uur loopbaanbegeleiding krijgen, van zowel commerciële als niet-commerciële aanbieders.” Ook de Italiaanse regio Veneto heeft jarenlange ervaring met het uitbesteden van loopbaanbegeleiding aan private intermediairs, door middel van een vouchersysteem. Langenbucher: “Door het vouchersysteem kan maatwerk aan werkzoekenden worden geboden. Degenen die het verst van de arbeidsmarkt afstaan, kunnen daardoor naar de arbeidsmarkt bemiddeld worden, om- of bijgeschoold worden, of op een andere manier ondersteund worden.”
Nederland als gidsland
Nederland is volgens Langenbucher ‘een gidsland als het gaat om publiek-private samenwerking’. “In Nederland is er een volwassen samenwerking tussen UWV, gemeenten en de uitzendsector die gebaseerd is op wederzijds vertrouwen. Interessant is dat er in Nederland een mix is van kleine en grote uitzendorganisaties die participeren in de publiek-private samenwerking. Veel andere landen worstelen ermee hoe ze kleine en middelgrote uitzendorganisaties daarbij kunnen betrekken.” Toch is er in Nederland ruimte voor verbetering, denkt Langenbucher. “In Nederland, maar ook in andere OESO-landen, zal er een omslag moeten komen naar een skills based economy. Dat betekent allereerst het stimuleren van een leven lang leren. En ten tweede: het bewerkstelligen van een cultuuromslag bij werkgevers. Want die kijken te vaak met een klassieke bril naar sollicitanten. Ze kijken naar hun cv en werkervaring, terwijl de matching op basis van vaardigheden zou moeten plaatsvinden. Momenteel gaat op die manier te veel talent verloren.” Een tweede verbeterpunt betreft de regionale arbeidsmarktinfrastructuur, aldus Langenbucher. “Op nationaal en lokaal niveau werkt de arbeidsmarktinfrastructuur goed. Maar op regionaal niveau kan dat beter. De Nederlandse regering heeft nu plannen om Regionale Werkcentra te vormen. Dat is een goed initiatief. Gezien de goede en volwassen samenwerking van de afgelopen jaren tussen publiek en privaat, denk ik dat private partijen binnen die regionale structuur een rechtmatige plek verdienen.”
Integrale aanpak nodig
Wat is tot slot haar boodschap aan de partijen die in Nederland betrokken zijn bij de publiek-private samenwerking? “Bouw door op je kracht. Nederland kan trots zijn op de volwassen relatie tussen publiek en privaat die hier in de afgelopen jaren is gegroeid. Versterk die samenwerking verder door te investeren in een effectieve regionale arbeidsmarktinfrastructuur en het bevorderen van een skills based economy.” Want ook in Nederland ligt er nog forse opgave, concludeert ze. “Er staan meer dan een miljoen mensen langs de kant. Dat zijn vaak mensen die niet eenvoudig naar de arbeidsmarkt te brengen zijn. Dat vraagt om een integrale aanpak, door bijvoorbeeld te ondersteunen met taallessen, schuldhulpverlening of psychische begeleiding. Gezien de groeiende tekorten op de arbeidsmarkt, zal Nederland deze mensen hard nodig hebben om de economie draaiende te houden.”
Dit artikel is verschenen in ons blad Uitzendwerk van juli 2023
Lees inspirerende verhalen, ervaringen van experts en meer over publiek-private samenwerkingen in deze special.