ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Taal leer je niet alleen uit een boekje, maar van mensen

Iedereen die ooit een nieuwe taal heeft geleerd, weet 1 ding zeker: het echte leren begint zodra je de deur van het klaslokaal achter je dichttrekt. Niet achter een bureau, maar bij de koffiemachine waar grapjes worden gemaakt. Niet uit een werkboek, maar in gesprekken met collega’s die je vriendelijk wijzen op het juiste woord.

Stel je voor: je bent nieuw in Nederland. De straatnamen zeggen je niets, de regels zijn anders en gesprekken klinken als één lange stroom onbekende klanken. In de klas leer je woorden, maar pas op de werkvloer ontdek je wat ze écht betekenen: in hoe mensen elkaar begroeten, een fout herstellen of een compliment geven. Die dagelijkse taal, de taal van het leven, leer je door mee te doen.

Werk is dan ook veel meer dan een bron van inkomen. Het geeft structuur, brengt je in contact met anderen en laat je voelen dat je ergens bij hoort. Op de werkvloer groeit niet alleen je taalvaardigheid, maar ook je zelfvertrouwen en verbondenheid.

Integratie is geen eenrichtingsverkeer. Nieuwkomers moeten zelf stappen zetten, maar de samenleving moet uitnodigend zijn. Werk vormt daarbij de brug: het verbindt leren met leven, en taal met deelname.

Werkgevers kunnen daarin het verschil maken. Niet alleen door banen aan te bieden, maar door ruimte te geven om te leren. Dat hoeft geen ingewikkeld beleid te zijn. Het zit vaak in kleine, menselijke dingen: iemand meenemen in een gesprek, even uitleggen wat er bedoeld wordt, geduld hebben als iemand zoekt naar het juiste woord. Het vertrouwen geven om fouten te maken en daarvan te leren.

ABU-leden zijn al jaren een onmisbare brug naar werk voor nieuwkomers. Zij openen deuren naar sectoren als zorg, logistiek, techniek en productie. Plekken waar taal elke minuut wordt geoefend. Op de werkvloer wordt taal iets wat je móét gebruiken: een vraag stellen, een grapje maken, feedback geven. Zo wordt taal geen doel op zich, maar een middel om mee te doen. En die praktijkervaring versnelt integratie enorm. Mensen bouwen een netwerk op, ervaren werkritme, groeien door en voelen dat ze meetellen.

Ook gemeenten spelen hierin een belangrijke rol. Inburgering moet ruimte geven aan leren op de werkvloer, niet alleen in de klas. Want dat is geen omweg – dat ís de weg. Zeker voor vrouwelijke statushouders – die vaak weinig werkervaring hebben en hier geen sociaal netwerk hebben – kan dit het verschil maken: zij bouwen zelfstandigheid en zelfvertrouwen op door taal in het dagelijks leven te gebruiken.

Laten we daarom taal en werk slim met elkaar verweven. Zo geven we mensen een eerlijkere kans om te slagen, verlagen we drempels en maken we taal iets van het dagelijks leven.

Meer Nederlands op de werkvloer is daarom meer dan beleid: het is een uitnodiging. Een kans om elkaar te leren kennen, om “zij” en “wij” te laten groeien naar “ons”. Want echte integratie gebeurt niet in regels of plannen, maar tussen mensen. En misschien leren wij als samenleving dan óók iets nieuws: dat integratie niet alleen gaat over wat nieuwkomers moeten doen, maar over wat we samen kunnen bouwen.

Gerelateerde artikelen