A1-verloning en pensioencompensatie
Naar aanleiding van onze toelichting op de arbeidsvoorwaarden die door buitenlandse uitzendondernemingen moeten worden toegepast, kregen wij meermaals de vraag of dat ook voor pensioen geldt. Die vraag begrijpen we, want de detacheringsrichtlijn (waar een deel van deze verplichtingen op gebaseerd is) zondert pensioen expliciet uit van haar werkingssfeer. Daar is door de Europese wetgever bewust voor gekozen, vanwege de complexiteit van pensioen, het langdurige karakter daarvan en de verschillen in de stelsels in Europa. De detacheringsrichtlijn kan dus niet op zichzelf leiden voor een verplichting voor de buitenlandse uitzendonderneming om pensioenpremie af te dragen aan een nationaal pensioenfonds.
De gewijzigde omvang van de gelijkwaardige beloning omvat in de nieuwe ABU-cao echter een compensatie voor het (eventuele) verschil in pensioen. Dat is niet hetzelfde als een verplichte deelname aan een pensioenfonds, of het afdragen van een pensioenpremie. Het is een extra looncomponent in de gelijkwaardige beloning, dat berekend moet worden op basis van het verschil tussen pensioenregelingen: die van de uitzendonderneming en die van de inlener waar de uitzendkracht werkt. Deze compensatie bestaat naast het recht op pensioen dat de uitzendkracht (eventueel) heeft. Deze arbeidsvoorwaarde is beperkt tot de duur van de terbeschikkingstelling (en dus niet langdurig), eenvoudig te berekenen (dus niet complex) en ziet niet op een verplichting tot deelname aan een ander fonds (zodat de verschillen in pensioenstelsels binnen Europa geen rol spelen).
De ABU is dan ook van mening dat de pensioencompensatie ook moet worden voldaan door buitenlandse uitzendondernemingen, voor zover hun uitzendkrachten in Nederland werkzaam zijn. Dat geldt als de ABU-cao avv is, maar ook als alleen artikel 8 Waadi moet worden toegepast, gelet de op de ruime uitleg die aan het gelijkebehandelingsbeginsel wordt gegeven.