Denkfouten rond flex en werkloosheid (2)
Ik schreef erover in deel 1 van dit tweeluik: de soms vreemde verbanden die worden gelegd in de veronderstelde fouten bij de beprijzing van flexibele contracten. Om echt goed te bepalen of en zo ja in welke mate beprijzing van flexibele arbeid nodig is, is extra onderzoek nodig. Wat zouden we moeten onderzoeken?
Ten eerste: we moeten geen appels met peren vergelijken. Zijn de WW-instroomcijfers van de uitzendkrachten en vaste krachten wel vergelijkbaar? Zou het misschien kunnen dat de uitzendkrachten op voorhand al andere arbeidsmarktkansen hebben dan mensen in vaste dienst? En is het verschil in competentieprofiel misschien een betere verklaring voor hogere kans op werkloosheid dan het type contract?
Ten tweede: we moeten oorzaak en gevolg van flexwerk niet omdraaien. Heeft iemand een verhoogd risico op ‘geen werk’ omdat hij uitzendkracht is, of is hij uitzendkracht omdat hij moeilijker aan werk komt?
Ten derde: bekijken we de instroom van WW? Dan moeten we ook de uitstroom meenemen. Kan het zijn dat mensen die na een uitzendbaan werkloos worden, vóór hun uitzendbaan al werkloos waren? Is het dan nog wel terecht om alleen te kijken naar de instroom in de WW ná de uitzendbaan? Of is het juister om dit te salderen met de uitstroom uit de werkloosheid vóór de uitzendbaan?
Ten vierde: is beprijzing van flexibele contracten uberhaupt een logische gedachte? Kan een werkgever – iemand die netto dus werk verschaft – überhaupt verantwoordelijk worden gehouden voor kosten van werkloosheid? Is het logisch om de zwakste doelgroep op de arbeidsmarkt juist duurder te maken? Leidt dit dan tot meer kans op vast werk, of juist meer kans op géén werk?
En tot slot: we moeten rekening houden met externe effecten. Wat is het effect op de economie en het ondernemerschap als bedrijven alleen nog maar vaste contracten kunnen aanbieden? Gaat dit niet ten koste van de wendbaarheid van ondernemingen, innovatie, en risicobereidheid?
Antwoorden op deze en meer vragen geven pas echt zicht op de effecten van flexibele arbeid. Eén ding weet ik wel: als we al deze aspecten meewegen, wordt onze mening over de beprijzing van flexibele arbeid een stuk genuanceerder.