Gedragscode Onderwijs: uitzendorganisaties kunnen verantwoorde bijdrage leveren
“Uitzendorganisaties kunnen een verantwoorde bijdrage leveren”
In het onderwijs, met name in het basis- en voortgezet onderwijs, zijn grote personeelstekorten. En door de vergrijzing worden die alleen maar groter. De uitzendbranche kan een belangrijke toegevoegde waarde voor scholen hebben bij het rondkrijgen van hun formatie. Om te laten zien dat dat op een verantwoorde manier kan, stelde de ABU een gedragscode op.
“De aanleiding voor deze code ontstond een paar jaar geleden,” zegt Suzanne von der Dunk, die als directeur Onderwijs van Randstad mede-initiatiefnemer was van de gedragscode. “Door het grote lerarentekort stortten helaas ook allerlei cowboys zich op de bemiddelingsmarkt. Er waren verhalen dat er boven de cao werd betaald, leaseauto’s werden uitgedeeld en docenten werden weggekocht. Alle uitzendorganisaties werden over één kam geschoren. Terwijl ABU-leden juist constructief willen bijdragen aan de continuïteit van het onderwijs.”
Reden genoeg om aan de slag te gaan met een gedragscode, die in samenwerking met de PO-Raad en VO-raad werd opgesteld. “Met deze code willen we heel helder maken wie waarvoor voor verantwoordelijk is,” licht Von der Dunk toe. “Waar begint de rol van de hr-dienstverlener en waar houdt die op? Waar is de school zelf verantwoordelijk voor? En wat nu als het misgaat?” Aan de code is bovendien een checklist toegevoegd, die scholen kunnen gebruiken in het gesprek met een potentiële dienstverlener. Von der Dunk: “Daarin staan alle aspecten die spelen bij de inhuur van flexibel personeel, zodat de school op voorhand een verantwoorde afweging kan maken.”
“Uitzendorganisaties hebben veel ervaring met doorstroom. De eerste jaren worden docenten vaak goed begeleid, maar daarna onvoldoende. Als iemands ontwikkeling stilstaat, gaat diegene eerder op zoek naar een andere baan. Zij leveren een bijdrage aan loopbaanbeleid, begeleiding en scholing.” En ook bij van-werk-naar werkbemiddeling kunnen ABU-uitzendorganisaties behulpzaam zijn, zegt ze. “Iemand die boventallig wordt, heeft recht op wachtgeld. Als je iemand niet begeleidt naar ander werk, en bij voorkeur behoudt voor het onderwijs, kost dat heel veel geld.”
Suzanne von der Dunk
Data en kennis (onderwijs)arbeidsmarkt
Von der Dunk benadrukt dat de flexibele inhuur zeker niet altijd duurder is, zoals vaak wordt beweerd. “De tijd die scholen zelf steken in het zoeken van nieuw personeel, kost ook geld. Zeker als dat tot niets leidt. Bovendien kan die tijd niet in de kwaliteit van onderwijs worden gestoken.” Daar komt bij dat ABU-leden een grote toegevoegde waarde voor scholen kunnen hebben, stelt ze. “Onze uitzendorganisaties beschikken over veel data over én kennis van de regionale en landelijke (onderwijs)arbeidsmarkt. Op basis daarvan kunnen we scholen ondersteunen bij hun strategische personeelsbeleid. Want als je een vacature hebt, ben je eigenlijk al te laat. Je moet vooruitkijken naar verwachte kwantitatieve en kwalitatieve tekorten op jouw school. Creatieve oplossingen zijn nodig, zoals de inzet van zij-instromers of hybride docenten.”
Misverstanden voorkomen
“Met deze code willen we misverstanden wegnemen en een tegenwicht bieden aan de negatieve beeldvorming die er rond hr-dienstverleners is ontstaan,” besluit Von der Dunk. “ABU-leden hebben veel affiniteit met het onderwijs en hebben het beste voor met zowel docenten als scholen. In de komende jaren willen wij met onze kennis en expertise graag een maatschappelijk verantwoorde bijdrage leveren aan de grote opgaven waar het onderwijs voor staat.”
De hoofdpunten uit de Gedragscode verantwoorde inzet flexibele arbeid in het onderwijs
- De hr-dienstverlener en de school werken met elkaar samen als gelijkwaardige partners, waarbij de continuïteit van het onderwijs centraal staat.
- De dienstverlening van uitzendorganisaties dragen bij aan het verkleinen van de problemen in het onderwijs en nooit tot het vergroten daarvan. Het ‘wegkopen’ van docenten hoort nadrukkelijk niet bij het oplossen van de tekorten.
- ABU-leden staan garant voor een transparante communicatie met de school, goed werkgeverschap en een maatschappelijk verantwoorde invulling van de opdracht.
- De school kan rekenen op heldere afspraken over de financiële investering en die afspraken worden contractueel vastgelegd.