Stelling: Werk moet centraal staan, niet de contractvorm
“Het contract-denken is beklemmend. Alle werkenden moeten zich kunnen ontwikkelen”
Marjolein ten Hoonte, directeur arbeidsmarkt bij Randstad Groep Nederland:

“Eens. Eigenlijk moet de stelling zijn: ‘Een loopbaan moet centraal staan, niet de contractvorm.’ De wereld verandert, werk verandert. Goed geregeld werk zou niet meer ouderwets van één contractvorm afhankelijk moeten zijn. De uitdaging is om een loopbaan steeds aan te laten sluiten op werk en daarbij bepaalde zekerheden te bieden, zonder dat een contractvorm daar een rol in speelt. Het probleem is dat ons huidige systeem stilzitten beloont. Zelfs mensen die in banen werken waarvan ze weten dat deze door techniek in de knel komen, doen vaak niets. Ik heb een vast contract, dus ik heb zekerheid denkt men. Op het moment dat ze hun baan toch verliezen, ontstaat paniek. Ze hebben een achterstand, te weinig geleerd. Het contract-denken zorgt voor een soort juridische klem. We hebben in Nederland geregeld dat je even niet kan werken: je krijgt dan een uitkering. Dat paste vroeger – toen je lange tijd voor één baas werkte – prima. Nu is beweging op de arbeidsmarkt normaal. Wat we dus zouden moeten faciliteren, is dat werkenden zich doorlopend kunnen blijven ontwikkelen. Mijn pleidooi: werk toe naar een arbeidsmarkt waar zekerheid en werk en ontwikkeling hand in hand gaan. Niet stilzitten belonen, maar bewegen faciliteren. Dat betekent dat je bepaalde zekerheden die nu gepaard gaan met het vaste contract, zoals pensioenopbouw, voor elke werkende beschikbaar maakt. Zo maken we ontwikkelen en bewegen veiliger voor werkenden. Er ontstaat dan een veel luchtigere arbeidsmarkt die toegankelijk is voor iedereen, maar wel met zekerheden.”
“Alle werkenden hebben recht op zekerheid”
Gerrard Boot, hoogleraar arbeidsrecht aan de Universiteit Leiden:

“Eens. Het gaat om wat een werkende doet, niet om wat er op papier is afgesproken. Een vast contract geeft rechtsbescherming. Die bescherming hebben flexwerkers veel minder. Gelukkig is de juridische tendens nu wel dat er meer wordt gekeken naar de aard van het werk en minder wordt gezegd: afspraak is afspraak. In de ideale situatie is er wat mij betreft maar één contractvorm: het vaste dienstverband. Maar ik begrijp dat werkgevers wel enige vorm van flexibiliteit nodig hebben. Je zou de proeftijd van een vast dienstverband kunnen uitbreiden en daarnaast een kleine flexschil kunnen behouden voor piek en ziek. Door de groei van zzp is die flexschil nu veel te groot, bij sommige bedrijven zelfs veertig procent. Voor studenten is flexwerk misschien prima, maar in de flexschil zitten ook veel werknemers die min of meer tot flexibiliteit of zzp-schap gedwongen worden. Dat maakt hen kwetsbaar. Sowieso gaat flexibel werk vaak ten koste van flexwerkers: denk maar aan het oproepcontract. Marjolein ten Hoonte pleit ervoor om zekerheden uit het vaste contract, zoals pensioenopbouw, beschikbaar te maken voor elke werkende in Nederland. Maar dat is onvoldoende. Het gaat om drie dingen: Hoeveel verdien je? Wanneer moet je werken? En: wat is je ontslagbescherming? Voor deze elementen moet meer aandacht komen. Je kunt wel lekker verdienen en pensioen opbouwen, maar als je als oproepkracht nooit weet wanneer je moet werken, heb je geen leven. Kortom, we moeten regelen dat zoveel mogelijk werkenden inkomens-, rooster- en ontslagbescherming krijgen.”