Actie om de actie is niet in het belang van de uitzendkracht
Na jaren van onderhandelen, gemaakte afspraken en zorgvuldig uitgevoerde stappen ligt er een nieuwe CAO voor Uitzendkrachten, een cao die écht verschil maakt. Maar juist op het moment dat het resultaat er ligt, keren vakbonden zich af en hijsen alsnog de rode vlag. Dat is precies wat er nu gebeurt.
De nieuwe CAO voor Uitzendkrachten (2026-2028) brengt waar we sinds het SER-MLT-advies al jaren naartoe werken: gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden voor uitzendkrachten. Een betere pensioenregeling. Recht op winstuitkering of extra verlofdagen als de opdrachtgever dat biedt. Geen onderscheid meer in de waarde van de arbeidsvoorwaarden en dus geen concurrentie meer op arbeidsvoorwaarden. Een cao die bovendien aansluit op de nieuwe wetgeving die dit principe wettelijk verankert.
En toch roept FNV op tot acties. Omdat de cao slecht zou zijn, maar feit is dat de cao voor veel uitzendkrachten een verbetering betekent. Omdat zij niet aan tafel zaten bij de afronding. Feit is dat zij niet zijn uitgesloten, maar zij zelf herhaaldelijk weigerden om te overleggen. 5 keer werden ze uitgenodigd. 5 keer kwamen ze niet.
In plaats van te kiezen voor overleg, kiest FNV voor confrontatie. Voor verdeeldheid in plaats van samenwerking. Voor het podium in plaats van de inhoud. Maar een staking op basis van verkeerde informatie helpt niemand. Het schaadt vooral de uitzendkrachten die juist beter af zijn met deze cao.
Hoe leg je uit dat er eindelijk een cao ligt die echt verbetering brengt, en dat je daar dan tegen gaat staken? Hoe geloofwaardig ben je als je in 2021 nog hebt ingestemd met het uitgangspunt van gelijkwaardigheid voor de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten, en het nu afwijst nu het is bereikt?
Wij kiezen voor goed werk. Voor concrete afspraken. Voor verantwoordelijkheid nemen.
De cao ligt er. De verbeteringen zijn helder. De uitnodiging tot overleg blijft staan. Maar actie om de actie brengt niemand verder. Het is vooral een gemiste kans.
Sieto de Leeuw, voorzitter
Jurriën Koops, directeur