Dé uitzendkracht bestaat niet
In de aanloop naar de verkiezingen zagen we de inhoud – zo die er al was – versmallen tot hapklare brokken. Een kerncentrale in Groningen om de klimaatcrisis te lijf te gaan, Nederland helemaal open en een kleine groep kwetsbaren achter slot en grendel. Ik chargeer natuurlijk.
Het is bekend: hapklare brokken zonder veel nuance blijven makkelijker hangen in het hoofd van mensen. Handig. Toch? Of niet?
Ligt eraan vanuit welk perspectief je het bekijkt. Soms helpt het om de nuance te zoeken. Dat geldt ook over de waarde van uitzendwerk. In een aantal verkiezingsprogramma’s versmald tot piek en ziek voor opdrachtgevers. Waarbij piek een nogal vaag begrip is. Geen woord over de betekenis ervan voor de ruim 1 miljoen uitzendkrachten. En als er al over wordt gesproken gaat het altijd over dé uitzendkracht. Een persoon die het lastig heeft en een zetje nodig heeft op de arbeidsmarkt.
Maar evenmin als dé inwoner van Nederland niet bestaat, bestaat dé uitzendkracht ook niet. Mensen doen uitzendwerk om verschillende redenen: vaak in hun zoektocht naar een vaste baan met zekerheid, als bijbaan, als oriëntatie op de arbeidsmarkt, om te werken aan hun loopbaan of omdat het past bij hun huidige leefsituatie, bijvoorbeeld om werk en zorg te combineren.
De motieven voor mensen om uitzendwerk te doen verschillen dus, zo blijkt uit onderzoek. We zien dat uitzendkrachten op verschillende manieren tegen uitzendwerk aankijken. Hebben ze op korte termijn behoefte aan vastigheid of flexibiliteit? En zien ze uitzendwerk als iets voor nu of juist als een investering in de toekomst?
Dat leidt tot vijf profielen van uitzendkrachten met elk hun eigen wensen, verlangens en daarmee verschillende redenen om uitzendwerk te doen.
Het geeft wat mij betreft de discussie over flexibel werk en de rol van uitzendwerk wat meer dimensie. Vanuit het perspectief van de ABU heel wenselijk.
En dé uitzendkracht? Die bestaat natuurlijk niet. Maar dat wist iedereen stiekem al.