ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Maximale inleentermijn: overbodig en disproportioneel

Op woensdag 2 april is er een debat over het arbeidsmarktbeleid. Daarbij komt ook de brief van de minister van 19 december 2024 over de maximale inleentermijn aan bod. Dit is de maximale periode waarin een werknemer door een inlener mag worden ingeleend. De minister wil een maximale inleentermijn van 36 maanden invoeren om hiermee de tijdelijkheid van de inlening te waarborgen en te voldoen aan Europees recht. Wij pleiten voor een wettelijke antimisbruiknorm in plaats van een starre maximale inleentermijn.

Nederland overtreedt echter het Europese recht niet als ervoor wordt gekozen om géén maximale inleentermijn in te voeren. Er is namelijk geen juridische verplichting om dit te doen. De minister kan er ook voor kiezen om een wettelijke antimisbruiknorm in te voeren. Met een maximale inleentermijn wordt payrolling – dat sinds 2020 goed is geregeld, met een vast contract na drie jaar en gelijke arbeidsvoorwaarden vanaf de eerste dag voor payrollkrachten – feitelijk onmogelijk gemaakt. En uitzenden wordt onnodig beperkt, terwijl uitzendkrachten vanaf 1 januari 2026 recht krijgen op volledig gelijkwaardige arbeidsvoorwaarden vanaf de eerste dag.

Gevolgen maximale inleentermijn

De ABU stuurde een mail aan Kamerleden waarin de gevolgen van een maximale inleentermijn worden geschetst. Kamerleden worden opgeroepen om kritisch te kijken naar de noodzaak, proportionaliteit en impact van deze maatregel. En te kiezen voor de invoering van een antimisbruiknorm in plaats van een maximale inleentermijn.

Een maximale inleentermijn brengt grote gevolgen met zich mee:

  • Het einde van payrolling, een goed gereguleerde vorm van werk die juist stabiliteit, rechtszekerheid én gelijkheid biedt aan werkgevers en werknemers. Mkb-bedrijven die payrolling gebruiken om hun werkgeverschap goed en zorgvuldig in te vullen en administratief te worden ontzorgd, verliezen deze mogelijkheid.
  • Minder vaste contracten voor uitzendkrachten bij het uitzendbureau wanneer de inzet bij inleners wordt beperkt tot een vaste termijn. Niet alle werknemers zijn immers even goed herplaatsbaar en niet iedereen wil voor andere opdrachtgevers aan het werk.
  • Een toename van het aantal schijnzelfstandigen, wanneer inleners uitzendkrachten vervangen door zzp’ers. De doorstroom van uitzendkrachten naar de inlener zal hierdoor niet toenemen. Inleners zullen niet ineens alle uitzendkrachten overnemen, alleen omdat er een maximale inleentermijn komt en zij na drie jaar een aanbod moeten doen. In plaats daarvan zullen uitzendkrachten die nu met plezier bij een bepaalde inlener werken, straks ergens anders aan het werk moeten vanwege deze beperking.
  • Verstoring van langlopende projecten, zoals in de ICT en infrastructuur, omdat specialisten niet langer mogen blijven. Dit beperkt de mogelijkheden voor detachering.

Antimisbruiknorm

De ABU pleit voor een wettelijke antimisbruiknorm in plaats van een starre maximale inleentermijn. Met een antimisbruiknorm kan de rechter op basis van een bredere afweging beoordelen of in strijd met Europees recht is gehandeld. Zo’n norm kan worden ingevuld met indicatoren, zodat er vooraf voldoende rechtszekerheid is voor werknemers, werkgevers en inleners.

Met de invoering van een antimisbruiknorm kan de minister de Europeesrechtelijke risico’s gericht aanpakken. Zónder een einde te maken aan payrolling en zonder uitzenden onnodig en disproportioneel te beperken. Deze oplossing sluit bovendien aan bij het kabinetsbeleid om geen extra regels boven op Europese wetgeving te stapelen.

Wij hebben de Kamerleden opgeroepen om de minister kritisch te bevragen op de noodzaak, proportionaliteit en impact van de maximale inleentermijn. En op de effectiviteit van de maatregel: wordt de doorstroom van uitzendkrachten naar inleners hiermee daadwerkelijk vergroot, en hoe weegt dat op tegen de negatieve gevolgen voor uitzend- en payrollondernemers?

Wij vinden dat de grote gevolgen van een maximale inleentermijn voor uitzend- en payrollondernemers én voor mkb-inleners niet genegeerd mogen worden. Deze gevolgen verdienen een duidelijke plek in de politieke afweging.

Gerelateerde artikelen