ABU: Algemene Bond Uitzendondernemingen

Uitzendwerk biedt meer zekerheid, maar uitdagingen blijven

Uitzendwerk blijft een belangrijke rol spelen op de Nederlandse arbeidsmarkt en biedt steeds meer zekerheid. Het aandeel uitzendkrachten in de fasen B en C groeit, terwijl fase A – met meer onzekerheid – juist afneemt, blijkt uit de Uitzendmonitor 2024, een onderzoek uitgevoerd door SEO. Toch slaagt de uitzendbranche er volgens TNO-onderzoeker Ronald Dekker niet in om zich voldoende aan te passen aan de groei van flexibele arbeid. De sector staat voor uitdagingen zoals de groei van malafide bureaus, arbeidsmarktkrapte en de noodzaak om te investeren in vaardigheden.

“Het aandeel van uitzendwerk in de werkzame beroepsbevolking is relatief stabiel,” zegt TNO-onderzoeker Ronald Dekker. “Dat percentage schommelt al jaren ergens tussen de 2 en 4%. Er zijn geen aanwijzingen dat dat beeld heel erg verandert.” Wel is het aantal uitzendkrachten in 2023 (ruim 900.000) ten opzichte van het jaar ervoor met 11,5% gedaald, constateert Peter Donker van Heel, ad interim onderzoeker bij de ABU. Uitzenders zijn er niet in geslaagd te profiteren van de grote groei van flexibele arbeid in de afgelopen 30 jaar, stelt Dekker. “De flexschil groeit al jaren, maar in diezelfde periode is uitzendwerk niet meegestegen. Of de dienstverlening van uitzenders is niet aantrekkelijk genoeg voor inleners. Of ze vinden uitzendwerk te duur geworden door allerlei (wettelijke) extra’s die er bij zijn gekomen, er een vlucht naar schijn-zzp is. Waarschijnlijk ligt de verklaring ergens in het midden.”

“Blijkbaar zien inleners uitzendwerk als volstrekt inwisselbaar. Dat is een waarschuwing voor vakbonden en de overheid: als je met strengere eisen en meer regelgeving voor uitzenden komt, stimuleer je dat waterbedeffect.”

Ronald Dekker, onderzoeker TNO

Groei in fase B en C

“Het meest opvallende in deze Uitzendmonitor is dat uitzendwerk zelf steeds meer zekerheid biedt,” vervolgt Donker van Heel. “Er is een daling te zien van het aandeel uitzendkrachten in fase A, die maximaal 52 gewerkte weken duurt. Terwijl er groei is in fase B, waarbij er een arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd en die maximaal 3 jaar duurt. En groei is er ook in fase C, waarbij de uitzendkracht voor onbepaalde tijd in dienst komt van het uitzendbureau.” Ook is er een forse verschuiving te zien in fase A voor wat betreft het gebruik van het uitzendbeding. Donker van Heel: “In 2007 had 73% van de uitzendcontracten een uitzendbeding, terwijl dat in 2023 nog maar 33% is. Dat is een forse daling. En dat is belangrijk voor uitzendkrachten, omdat zij dan minder plotseling hun werk kwijt kunnen raken.” Daarnaast neemt ook de gemiddelde verblijfsduur in uitzendwerk gestaag toe, zo blijkt uit de cijfers. “Uitzendkrachten werken meer uren per week in 2023. Ook het gemiddeld aantal uren per uitzendkracht per jaar is toegenomen. Het aantal fulltime werkende uitzendkrachten (36 uur of meer per week) is gestegen naar ruim een kwart in 2023.”

“Het meest opvallende in deze Uitzendmonitor is dat uitzendwerk zelf steeds meer zekerheid biedt.”

Peter Donker van Heel, ad interim onderzoeker ABU

Doorstroom naar vast werk

Uitzendwerk is volgens TNO-onderzoeker Dekker daarnaast nog altijd een belangrijke opstap naar werk. “Uitzendwerk speelt een belangrijke rol bij de integratie van mensen met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt, zoals statushouders en mensen met een uitkering.” Uit de Uitzendmonitor blijkt dat 22% van de WW’ers via uitzendwerk weer aan het werk komt. 3 jaar later is 76% van hen nog aan het werk. “Dat komt overeen met onderzoek dat ik eerder heb gedaan,” zegt Dekker. “Daaruit bleek dat flexwerk beter is dan werkloosheid, omdat het de doorstroom naar vast werk bevordert.” Donker van Heel sluit zich bij die conclusie aan. “Van alle uitzendkrachten stroomt 10% door naar een vast dienstverband, 20% naar een tijdelijk dienstverband, en 28% naar een volgende uitzendbaan. En 84% van de uitzendkrachten die uitstromen naar een regulier dienstverband, blijft daar langer dan 6 maanden in werken. Dit bevestigt dat uitzendwerk voor velen een duurzame stap richting een volgende baan is.”

De belangrijkste cijfers op een rij

- In 2023 waren er 912.010 uitzendkrachten aan het werk; een daling van 11,5% ten opzichte van 2022.

- Het aandeel uitzendkrachten in fase A is gedaald van 80% in 2022 naar 70% in 2023.

- Het aandeel uitzendkrachten in fase B groeide van 13% naar 22% en in fase C van 5% naar 6%.

- 10% van de uitzendkrachten stroomt door naar een vast dienstverband, 20% naar een tijdelijk dienstverband, en 28% naar een volgende uitzendbaan.

- 84% van de uitstroom naar een regulier dienstverband is duurzaam, ze blijven daar meer dan 6 maanden in werken.

Niet achteroverleunen

Ondanks die positieve cijfers is er volgens Donker van Heel zeker geen reden voor de branche om achterover te leunen. Er is momenteel een wildgroei aan malafide uitzendbureaus. Door het gebrek aan voldoende handhaving en de complexiteit van de wet- en regelgeving, gaat dat niet op korte termijn veranderen. Er is ook een risico dat meer mensen gaan werken via minder goed gereguleerde arbeidsvormen, zoals zzp.” Ook Dekker onderkent dat risico. “Blijkbaar zien inleners uitzendwerk als volstrekt inwisselbaar. Dat is een waarschuwing voor vakbonden en de overheid: als je met strengere eisen en meer regelgeving voor uitzenden komt, stimuleer je dat waterbedeffect. Zeker als er geen strikte handhaving is. Er zijn verschillende handhavingsmechanismen en -instanties, publiek en privaat. Ik denk dat het in het belang van de uitzendbranche zelf is dat die handhaving efficiënter georganiseerd gaat worden.”

Investeren in skills

Er ligt nog een uitdaging volgens Donker van Heel: anticiperen op de verandering in de structuur van de werkgelegenheid. “Hoogwaardig werk verdringt het laagwaardige werk in rap tempo. Dat dwingt uitzenders om kritisch naar hun businessmodel te kijken. Daarnaast vormen de tekorten op de arbeidsmarkt een bedreiging voor de branche en voor BV Nederland als geheel. Want waar vind je nog de mensen die je kunt plaatsen? Investeren in de ontwikkeling van skills wordt noodzaak.” Ook Dekker ziet daar mogelijkheden. “Uitzenders zouden mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst kunnen nemen, om ze via werkplekleren klaar te stomen voor de krapteberoepen. De overheid zou dit moeten faciliteren met een vorm van loonkostensubsidie, zodat het ook aantrekkelijk wordt. Op die manier kan de uitzendbranche een bijdrage leveren aan het grote maatschappelijke probleem van krapte op de arbeidsmarkt.”

Gerelateerde artikelen